Gedachten over den toestand der zielen in den staat der afgescheidenheid tusschen den dood en de opstanding

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

denen opstaan?» Wat bedoelt de man Gods biermede? — Zoo als de woorden daar liggen, zou men moeten denken,niet,dathij een bewusteloosheid der ziele na den dood, maar dat bij ontkenning van de opstanding der dooden zou hebben willen te kennen geven—doch neen, noch het een noch het ander —hij denkt niet op den toestand derzielena den dood en hij vestigt zijn aandacht niet op de welzeker door hem erkende opstanding, maar hij wil eenvoudigzeggen «zult gij Heerehet wonder doen, datde dooden die daar jtóo sterven, weer dadelijk in het leven zouden komen en daardoor weer in staat worden gesteld onder de menschen uwe goedertierenheid te vermelden? «—Daarom voegt hij er bij «zal uwe goedertierenheid in 'tgraf verteld worden, uwe getrouwigheid in het verderf?» en wij zeggen 't hem na, neen gewisselijk, dat zal, dat kan niet geschieden — maar hoe is het mooglijk hier uit te willen opmaken dat de man van den toestand zijner ziele spreekt?— immers hij spreekt van het graf en het verderf, zal dan de ziel na den dood in den tusschenstaat in 't graf en in 't verderf woonen ? — En is het ook zoo niet als David in de q4 Ps. dankende uitroept «ten ware dat de Heere mij eenhulp geweest ware, mijne ziele had bijna in stilte gewoond.» — Zou men deze uitroep niet in overeenstemming kunnen brengen met hetgevoelen, dat de ziel dadelijk na den dood het genot der zaligheid krijgt? niets voorwaar gemakkelijker , als men maar wel toeziet dat David hier volstrekt niet van de ziel in den staat der afgescheidenheid, ja in 't geheel niet van zijne ziel absolutè heeft willen spreken, maar van zijne personaliteit; hij, David, zoo als hij daar m den levend ligchaam bestond, hij zou door den dood m de stilte dat is, in het graf gewoond hebben. De uitroep dus mijne Ziele had bijna in stilte gewoond heeft volstrekt geenen anderen zin, dan deze, ik zou haast ten grave gegaan zijn, zoo mij de Heere niet geholpen had. Volmaakt