Rijmlijst van de boeken des Ouden en Nieuwen Testaments, benevens de berijmde Tien Geboden, de Twaalf Artikelen des Christelijken Geloofs, en het Onze Vader

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    TlMOTHEUS.

    1/6 : 20. Timotheus bewaar «en onderhoud" 2/1: 14. Het goede pand, dat u is toebetrouwd, 2/4: 5. üoe het werk van eenen Evangelist, |

    // Van liefde en vrede //mijd haat en twist;1 1/3: 1-10. Het is een groote zaak „acht het toch niet te klein,"

    „ De Heere is getrouw, Hij zal uw sterkte zijn.

    1/1: 18. Want dit gebod, beveel ik u mijn zoon, •Maa

    1/6: 12. Strijd den "goeden strijd des geloofs „en toony

    1/1: 5. Uit een rein hart en een goed geweten

    2/2: 3. Een goed,krijgsknecht, van Christus „teheeten," :'.

    1/1: 5. Door een^o«|R|yjaiUsd geloof „en geen valscheri schijn,'

    2/2: 19, De Heeré kent degenen, die de Zijnen zijn.

    Titits.

    1: 1. Hoort, Paulus Vaderlijken toon, : .

    „ Aan Titus, zijn oprechteu zoon, 2: 2. Dat de oude Mannen nuchter zijn,

    „ Stemmig, voorzigtig „maar niet in schijn."

    2 : 3. En de oude Vrouwen insgeUjken,

    „ Dat zij in haar gedrag mogen blijken

    // Leeraressen te zijn van het goede;

    » Voor laster en wijn //op haar hoede."

    2 : 4. Opdat zij de jonge Vrouwen leeren,

    ./ Voorzigtig'zijn, //haar huis te regeeren." i Hare Mannen lief te hebben »is pligt," n Kinderen liefhebben /r/door onderrigt."

    2 : 6. Vermaan insgelijks de jonge Mannen,

    „ Hunne gebreken „van zich verbannen/'

    „ Dat zij matig zijn, „in alles getrouw," j „Den plifeht betrachten, omtrent hunne Vrouw. „

    ElLEMOtf.

    vs. 8. 'k Heb door 't geloof in Christus, groote vrijmoedigheid

    // U den pligt te gebieden, der goedertierenheid, ; J

    „ 't Geen u betaamd te doen, 'k wil echter door de liefde

    „ U slechts vermanen «te zegenen die u griefde."

    vs. 10. Zoo bid ik u, voor mijnen zoon Onecimus, uw knecht, „ Dien ik in mijne banden geteeld heb „voor den Vader."