bad; en de gedachte, dat onder dit schoone hulsel zoo menige jeugdige bloem rustte, die, pas half ontloken, reeds door de wreede stormen des levens géknakt was, en dat ook zij zelve, eerst onlangs den oever des doods met moeite ontworsteld, bijna eene prooi dezer graven geworden was, vervulde haar hart met diepen weemoed.
» o," sprak zij, terwijl haar oog lang op de witte sneeuwklokjes en bleekgele primula's rustte, » gij liefelijke bloempjes! hoe menigmaal hebt gij mijn hart met stille vreugde vervuld, als gij mij het scheiden des guren winters, en de blijde komst van den schoonen voorjaarstijd verkondigdet, en hoe vaak bij uw scheiden mij weder met de stille hoop op eene volgende lente vertroost I Wenkt gij mij ook thans wederom met uwe heldere oogjes haren vriendelijken groet toe, of wijst gij mij op eene betere lente, die misschien weldra voor mij dagen zal? Achl alle vreugde is immers uit mijn hart geweken, en hier op aarde bloeit voor mij geen geluk meer!"
Terwijl theone dus sprak, bemerkte zij een struikje met bonte Viooltjes, dat op een' der met jeugdig mos bekleede heuvels eenzaam bloeide. In elk der liefelijke rbloempj es waren de schoonste kleuren wederom anders geschakeerd, en in alle spiegelde zich het stralende beeld der morgenzon af, die liefderijk van den blaauwen hemel ter neder scheen, en alle hadden ook hare kleine aangezigtjes naar het oosten gerigt, als wilden zij dit schoone hemellicht vriendelijk begroeten, dat met zijnen helderen glans den donkeren nevel van den nacht verdreef.