2. Thalfctrum L. Ruit.
1. Stengels gestreept, glad, kaal, aan den voet bedekt met de scheeden van verdwenen bladeren. Bladeren met stengelomvattende scheeden, langgesteeld, drie-vierdubbel drietallig, blaadjes dungesteeld, 5—15 mM lang en breed, grof gekarteld en vaak gelobd, kaal, van onder blauwgroen. Bloemen in ijle pluimen. Kelk vroeg afvallend, ± 4 mM lang, van binnen wit, van buiten bruinachtig. Helmdraden talrijk, tijdens den bloei dóórgroeiend, geelachtig wit, ten slotte knotsvormig. Stampers 10—12, kaal, geribd, met gekromde stijlen. Dopvruchtjes zittend, sterk geribd, met haakvormig omgebogen snavel, niet samengedrukt. Opgericht kruid. 0.50—1.00. Jan., April, Sept., Oct. In de hoogere bergstreken, vooral in Oost-Java. Toembaran alas, j.
Th. javanicum BI.
3. Ranünculus L. Boterbloem.
1. Wortelbladen en lagere stengelbladen drietallig of driedeelig.
Bloemkroon 10—15 mM middellijn. Bloembodem in den vruchttijd behaard. Vruchtjes 3—4 mM lang, meestal met haakvormig omgebogen top en een duidelijke binnenrandribbe. . . 2.
Bladeren alle ongedeeld, de lagere eirond-hartvormig, gekarteld, de hoogste langwerpig-lancetvormig, grof getand of gaafrandig, alle kaal of fijn aanliggend behaard. Scheeden der stengelbladen Ys— 2/s maal zoo lang als de geheele steel. Bloemen bleekgeel. Bloembodem kaal. Vruchtjes ± 2 mM lang, meestal met rechten top, zonder binnenrandribbe, met uiterst fijne indruksels op de zijden. Kruid. Jan.—Dec. Hier en daar in de bergstreken gevonden R. javanicus Reinw.
2. Kelk los tegen de bloemkroon aanliggend. Bloemen niet tot
pluimen vereenigd. Oude stengels grootendeels of geheel neerliggend, meestal met afstaande of teruggeslagen haren bezet, soms nagenoeg kaal (var. glabréscens Hall. f.), de bladeren beiderzijds aanliggend behaard, steel van het middelste segment korter dan het segment zelve. Kruid. 0.30—0.80. Jan.—Dec. In de hoogere bergstreken. Gödong nga, j. — Masmasan, j. — Nga, j. R. diffüsus D. C.
Kelk teruggeslagen. Bloemen min of meer tot pluimen vereenigd. Stengel grootendeels of geheel opgericht, ruig behaard, de bladeren beiderzijds aanliggend behaard, de steel van het mid-