het eens voor twaalf frank in de maand. Duk zou het goed hebben tot het einde zijner dagen, ver van het straatgevaar der groote stad, in de gezonde buitenlucht.
De onwillige dog die zyn eigenbelang niet scheen te verstaan, werd aan een leiband vastgemaakt en meegevoerd. Met tranen in de oogen zagen zij het beest vertrekken, dat telkens, in verweer, de pooten schrap zette.
De nieuwe woning beviel de echtelingen zoo bijzonder dat zij Duk haast schenen te vergeten. Zij hadden kloeken appetijt, die nog verscherpt werd door den lokkenden geur van versch gebak. Het drukke straatleven bood een afwisselend uitzicht dat zij voor het raam zaten te bekijken tot prikkel hunner spijsvertering. De narigheden van den nacht waren vergeten en hun rust werd nooit verstoord. Gingen zij uit, dan pinkte de wit-bestoven bakker om aan te duiden dat hij een oog in 't zeil hield. Jeannette was vergenoegd, daar de oude meesters nog dikker werden en fleuriger sinds zij bij haar inwoonden.
Een week voor het termijn verviel dat het kostgeld van het eerste halfjaar moest betaald worden, ontvingen zy een postkaart uit Broechem. De kaart werd besteld toen zij juist smakelijk gedineerd hadden en Mijnheer zich het laatste glas uit de wijnflesch inschonk. Met vochtige oogen lazen zij: