De Keizerin, die zeer verrukt was over de omgeving van Amsterdam maakte verschillende uitstapjes, zooals naar Zaandam, Laren, Muiden, waarbij ik steeds voor haar
veiligheid moest waken.
Een vermakelijk voorval herinner ik mij nog van ons uitstapje naar Muiden. 't Was op den weg daarheen, nadat wij het Muiderslot bezichtigd hadden, dat wi] voorbij een kleine melkaffaire kwamen, waar een boerin aan
^ De" Keizerin gaf haar te kennen, daar een glas melk te willen gebruiken. Wij gingen dus het huisje binnen en
vroegen eenige glazen melk.
Toen het vrouwtje de glazen op een tafeltje zette, vroeg de oude bediende, die de vorstin steeds vergezelde, aan de boerin een tobbetje water en nadat hq uit zijn handkoffertje een theedoekje had gehaald, begon hij de glazen
om te spoelen en af te drogen. . >
De boerin dit ziende, zette de armen in de zijde en zei
heel verontwaardigd: ,
„Wel God beware me, zoo zindelijk als hier zal heter bij 'jullie in huis niet uitzien," en wilde meteen de glazen
weer wegnemen. . .
Ik nam haar even terzijde en na een gemoedelijk praatje zette zij de glazen toch weer neer en schonk de melk ,n, maar toch van harte ging het niet. Toen echter bij het vertrek de oude bediende een groot geldstuk op tafel legde, klaarde haar gezicht heelemaal op.
Dat de opdracht geen gemakkelijke was, we ondervonden het bijna dagelijks, maar gedreven door het groote vertrouwen in ons gesteld, legden wij ons met ernst er op toe de bewakingsdienst zoo nauwkeurig mogelijk te doen zijn. H M. had een door haar dokter voorgeschreven levens-