Geschiedenis van onzen tijd sedert 1848

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

was. Geen wonder dat Graaf Badeni zijn ontslag nam in November 1897 doch evenmin dat onder de weer meer „Duitsche" volgende ministeries Von Gautsch (1897—'98), Thun (1898—599) en Clary (1899) allerlei bemiddelingspogingen zonder succes bleven. Alle parlementaire arbeid was onmogelijk door de meest ongegeneerde obstructie,

nu eens der Tsjechen dan weer der Duitsehers. Maatregelen waren eigenlijk alleen nog maar mogelijk door middel van § 14. Het Hongaarsche ministerie Von Szell stelde het dreigement, dat in 1903 nieuwe verdragen moesten zijn gesloten, want dat anders in 1907 de tolunie verbroken zou zijn.

Nu echter was 't ook zoover gekomen, dat de regeering voordeel Krachtiger kon trekken. De volkomen negatieve politiek van de verschillende partijen en nationaliteiten had geleid tot een algemeene apathie; de Oosten- regeericg. rijksche Rijksraad was een bespotting geworden voor heel de wereld en kon er niet meer aan denken tegenover de regeering op zijn rechten te staan. Uit dezen stand van zaken de consequenties te trekken was beschoren aan den talentvollen minister-president Dr. Ernst von Körber (1900—1904). Reactionnair was hij niet: de persvervolgingen waardoor Oostenrijk onder vroegere ministeries berucht was geweest, hielden op,

in de corrupte bureaukratie wist hij in betrekkelijk korten tijd een beteren geest te brengen, aan de wenschen der arbeidersbevolking kwam hij ietwat tegemoet en bij de nationale moeilijkheden trachtte hij voortdurend te bemiddelen, maar aan den Rijksraad stoorde hij zich niet in het minst, ieder jaar werd deze ontijdig ontbonden en regeerde hij met § 14. Het merkwaardige daarbij echter was, dat men langzamerhand in dien toestand iets normaals begon te zien en dat de Rijksraad zelf ten eenenmale de middelen scheen te missen er een einde aan te maken.

Met groote stelligheid scheen Oostenrijk zich te ontwikkelen in de richting van het absolutisme.

Geen wonder dat hiervan ook de verhouding tot het Magj'aarsche Nieuwe separatisme den weerslag begon te ondervinden. Von Körber kon nu Hongaren' in de nog altijd netelige economische onderhandelingen met Hongarije veel krachtiger opkomen voor de Oostenrijksche belangen en al kou

sociaal-democratie. Toch had ook zij weer tot nationale ondergroepeering moeten overgaan en verklaarde ook zij zich voor de bescherming der nationale minderheden, wat voor Bohemen neerkwam op de ook door de Duitsehers gewilde administratieve scheiding, terwijl zij vaaglijk de wenschelijkheid betoonde van een algemeene administratieve verbindingstaai.