Waarheid en droomen

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    van het dochtertje des huizes verheven te worden; wat duurt die vreugde kort! In den beginne heeft het een allerbenijdenswaardigst lot; het voedt zich met vette klaver en wordt met room gedrenkt; het wordt met linten opgetooid en met bloemen bekranst ; het wordt door zijden handen gestreeld en door poezelige armpjes omhelsd; maar laat het grooter, laat het een schaap worden, dan heeft al die weelde een einde. Dan is het „Rose" of welken anderen beeldigen naam het dragen moge, „wordt leelijk en vuil. Jan! als gij Zaterdag naar de stad gaat, moet gij haar ter markt brengen." Daar staat nu Rose op de markt onder andere gemeene, burgerlijke schapen; daar wordt zij onder andere slachtoffers aan het mes van den slager verkocht; daar krijgt zij het noodlottige looden teeken in het oor, dat zoo menigen adellijken mond gekust heeft; en den hals, die met roode linten placht gesierd te worden, verft de bloedige krans des doods! Waarom ? ik vraag u waarom ? Waarom is gindsche mopshond beter, die ook sedert lang zijn jonge en mooie dagen gehad heeft, maar die nu nog als een bedorven gunsteling in zijn vet smoort en bij schoon weder door den palfrenier in de zon gedragen moet worden, dewijl hij te dik is om er zelf heen te kruipen? Waarom ziet men nooit een oud schaap even zoo het genadebrood eten ? Of waar is de wet der natuur, dat een lam niet leelijk mag worden, zonder van zijn voorrechten te vervallen ? Verbeeld u eens, Mejonkvrouw ! dat men met u denzelfden regel volgde. Gij hebt gelijk, van het hoofd met een grilling om te keeren.

    Daar hangt nu Rose aan den noodlottigen haak, ter prooi aan de tanden van liefhebbers van schapenbouten en lamskoteletten. En zelfs in den dood blijft de strijd tusschen haar idealisch en wezenlijk lot bestaan. Een geslacht lam ! Wat wordt daarvan niet al schoons gezegd ! Hoeveel tranen doet dat beeld niet vergieten ! Verbeeld u een elegie op den dood van een jong meisje, zonder de vergelijking van een jeugdig offerlam, met bloemen om den hals onder een ontijdig zwaard gevallen. Verbeeld u een treurspel van de eene of andere vermoorde Onnoozelheid, waarin het weerloos gedoode schaap ontbreekt. Verbeeld u een pleidooi voor de eene of andere kindermoordenares, waarin het niet als een ongerijmde aanklacht wordt behandeld, dat eene vrouw zoo wreed zou zijn van een zooglam als in de melk der moeder te smoren. Verbeeld