de spieren van liet dijbeen eene massa vormen, welke door de liesstreng scherp van den buik gescheiden is. Bij buiging van de dij komt deze afscheiding nog meer uit.
Het achterste gedeelte van de heup wordt hoofdzakelijk
gevormd door de groote
bilspieren, (vgl. Fig. 46), die als sterke bundels aan het achterste einde van de darmbeenskam en van den buitenrand van het heiligbeen naar de achteren buitenvlakte van den grooten draaier loopen.
Door het bovenste aanhechtingspunt dezer spieren komt tevens de onderste grens van den driehoek
van het kruis duidelijker uit. Die driehoek wordt gevormd door de twee kruisuToeven en het bovenste einde van de bilplooi, waar de van eene der groeven komende lijn met die der andere zijde rechthoekig samenkomt.
Binnen dien driehoek is de huid met de onderliggende deelen vrij vast verbonden, zoodat zich daar slechts een gering vetkussen kan vormen.
De ontwikkeling van de vetlaag is juist in deze streek
van groote beteekenis, omdat hierdoor de daar gelegen deelen den ronden vorm verkrijgen die der vrouw eigen is.
Reeds van voren is de vrouwelijke bouw van de heupen duidelijk gekenmerkt. De omtrek der dij zet zich, bij lichte
Fig*. 02. Huidplooien boven de (rechter) heup hij schuinen stand.