Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    en immermeer van alle die gene die dat aenspreken willen om een somme van gelde die ons dair van vol en al woel betaelt is ," (v. Alk. en v. d. Schell. Manuscr. Dijkr. III, 126 rev.).

    In den Stichtingsbrief eener vicarie in de kerk te Weel v. 24 Febr. 1470: „Item Derck van Baer und Agnes, sijn huijsvrouwe zeliger gedachten, heiben gegeven een s 1 a c h landts, geheyten Nortgen s 1 a c b soe as dat gelegen is mitter eene siden naest erve Gliiesbert den moüenaer unt mitter andere siden naest einen slagen, lieytende Royen slach,..." — en op vele andere plaatsen in dit stuk (Gelre. Bijdr. V, 364).

    Ook nu nog worden vele stukken lands in het oosten van ons land aldus genoemd, b.v. de Wold- en de Geldringer Slagen onder Steenwijkerwold, de Slagen onder Staphorst en Rouveen t. O. v. h. Meppelerdiep en het Zwarte Water, het Achthoeven Slag, Westermiddenwoldringer Slag, Ooster Slag, enz.; de Slagen van het Veen langs de Lutter Hoofdwijk onder Ambt Hardenberg en Gramsbergen; de Nijslagen onder Zuidlaren, de Slagen onder Anloo, de Meerslagen, Veldslagen, Korte- en Oortslagen in de

    Lijmers, enz. .

    Slagen werden in 't bijzonder genoemd, de vakken waarin daartoe geschikte voorwerpen verdeeld waren met het oog op hun onderhoud, bewaking, enz. Zoo leest men in de oude rechten van Utrecht van de wachten, die „hare s 1 a g h e van der muren" moesten bezetten op eigen kosten, indien het noodig was (M.R. Utr. I, 83); ook van de s 1 a g h e n waarin de stadssingels verdeeld waren (Aid. I, 131 e. v.). In een Keur van den Stadsraad v. Utr. v. 1385: „enen wech, die zi van outs ghehat ende becost hebben gheleghen van den Oerde opgaende aen Vloeter Kerspel ende die zi voert houden, becostiqhen ende bewaren zullen ende die slaghe ende wale daer in maken zullen,.. .* (Aid. 'I, 187).

    Van daar ook „Slag* voor de vakken van een dijk, kade, wetering, enz. volgens het oude stelsel van „verhoefslaging onderhouden; van daar ook „dijkslag" en „hoefslag". Zie op deze woorden.

    In het Accoord der Heeren omtr. het Waterschap v. d. Overwaard v. 15 Aug. 1366: „ Voert sidlen die boeten wesen, op elcketi Dorp dat ongeseheyden is, ende een ghemeen Weteringhe ende kae heeft, tien schellinghen Hottants, ende waert dat si gescheyden sijn, ende elck eygendom sijnen slach weet, daer sal die boeten af wesen drie penningen Hollandts ende u-aer eenich slach becoert teert, daer en sal die Richter niet over riden,' En ook: „ende soo sal hi dan voert scouwent tertyt toe dat hi eenen anderen slach vint die becoert teert(v. Mieris III, 193; v. Slupe. Handv. Overw. 44 en 45). Zie ook de Lijst der slagen waarin de boezemwateren v. d. Overwaard verdeeld waren bij v. Slijpe. Handv. Overwaard 130—168.

    In den Schouwbrief v. h. WatP Heijkop v. 7 Dec. 1385: „ende eiken keur van dyk, bruggen, sluysen en watergank voorsz. sal staan op vyff schellingen en op een slag van een hoeve lands en sal niet meer staan dan een keur* En: „en wes slag zij. (Dijkgr. en Heemr.) „in gebreken vinden in die naschouwen daar zullen zij op blyven liggen teeren,' (Utr. Plbk II, 130a) In den Schouwbrief v. d. watergang de A v. 27 Apr. 1603: „Item, zal een yder van zyn slag den aangang en afgang aanwijsinge doen op schouwdagen,.. .* En: „Item, zullen den Schout en Heemraden indertijd die ongemaakte en beboete slagen, den geenen, die se toébehooren een wete doen, omme die te maken binnen drie dagen na de insinuatie,.. .* En elders in dit stuk (Aid. II, 135).

    In den Schouwbrief v. h. WatP Bijleveld v. 24 Jan. 1414 (XVII): „Ende die slaghe zeil die Dyckgrave bestaden nae wijsinge der Heemraets om den minsten coste, ende wisheyt daer voer nemen van den ghenen, die de slaghe nemen te maken, zoe dat die s 1 a g h e n immer gemaect werden totter Heemraders love, enz.* (Aid. II, 143a; Pabst. Bijlev., Handv. 19).

    In den Schouwbrief v. d. hooge en lage dijken onder Eembrugge v. 30 Apr. 1667 : „dat Schout en Gerechte van Eembrugge driemaal des jaars sidlen gaan Schouwen de hooge en lage dijken; als eerstelyk 1 May in yder jaar den hoogen dyk, als wanneer ider syn slag op den selven dijk van Eembrugge na Amersfoort sal moeten opleeveren op de kruyn ter breedte van ses voeten en gloeyende na advenant," en nog eenige malen in dit stuk (Utr. Plbk II, 189). In eene Ord. d. Stat. v. Utr. betr. de Nieuwe Grift v. 9 Juni 1668, Art, XXIII: „Ende wat slag den Watergraaf en Heemraden met en loofden, daar voor sal ter eerster schoutce verbeurt zijn vijf en twintig stuyvers,... En Art. XXIV: „ Vyf en twintig roeden ende daar onder sal voor een slag gereekent werden ende boven de vyf en twintig tot vijftig roeden voor twee slagen, en soo voorts van vyf en twintig tot vyf en twintig roeden." (Aid. II, 245).