Kommentaar op den Brief aan de Romeinen

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

terug. ') Maar uit het feit, dat ons geloof zwak is en ons wel eens voor de eene helft tot Joden en voor de andere helft tot Christenen maakt, mag niet worden afgeleid, dat deze toestand normaal is, en evenmin, dat in deze ervaringen de sleutel ligt voor de uitlegging van Rom. 7. De normale Christen wordt in Rom. 8 beschreven. Het zijn niet twee keerzijden van eenzelfden toestand, die ons in H. 7 en 8 getoond worden; het zijn toestanden, die lijnrecht tegenover

elkander staan.

Er was voor den apostel geen reden, zijne ervaringen als

zoodanig te beschrijven. Welk belang had dit voor de gemeente kunnen hebben? Het paste niet in een uiteenzetting der heilsorde. Zijne ervaringen hebben een prototypisch karakter (Ef. 3:8—10; 1 Tim. 1:12 16).

Met voorbijgang van de overige verklaringen, die wel geen opzettelijke wederlegging meer zullen behoeven, willen wij alleen nog die van Wabnitz en Westphal (zie bl. 321) over-

W Wanneer Wabnitz met zijn uitlegging bedoelt, dat deze regelen alleen van den Christen Paulus en niet van den Farizeër Saulus kunnen zijn, zal zeker niemand hem tegenspreken. Maar Wabnitz gaat verder. Hij meent, dat een Farizeër onmogelijk zulke ervaringen kan hebben en brengt daarmede de waarheidsliefde van den apostel in verdenking En wanneer hij aanneemt, dat Saulus deze ervaringen onbewust heeft gehad, veronderstelt hij een psychologische onmogelijkheid en komt in tegenspraak met vs. 7. Zijn verklaring is inderdaad vreemd. „Ik weet niet wat ik doe zal beteekenen: Ik begrijp nu, hoe groot mijne onwetendheid was toen ik door de wet gerechtvaardigd dacht te worden. „Ik doe niet wat ik wil" wil zeggen: Ik deed toen (als onwedergeboren mensch) niet wat ik nu (als wedergeboren mensch) zoek te doen. „Ik doe wat ik haat" beteekent: Ik deed (als onwedergeboren mensch) wat ik nu (als wedergeboren

T^lgens Vissering beschouwt Paulus derea toestand .00 , mi»> ™>r ,iehlelven als yoor iemand anders als geheel voorbijgegaan. Zie Schlatter.