I.
Theodoor had een nieuwe geklede jas besteld naar het model, dat van Ouderhoorn droeg. De kleurige dassen, geschenken van Tonia, waren vervangen door zwarte strikken en bij droog weer vertoonde hij zich graag met een hoge hoed. In het aanstaande seizoen wilde hij druk naar Scheveningen gaan, vol van een intens verlangen naar luchthartig-intiem, vormelik-lief samenzijn met gezellig pratende, vriendschappelik-onverschillige kennissen.
Al wat hij voor en door Tonia had gevoeld: liefde, verbazing, ergernis, woede was geluwd. In zijn leven, dat een getroebeld water had geleken, vol verdoffend op en neer zwevend vuil, omhoog borrelende gassen, bedriegelike tintenspelingen over stille hoeken, was weer kleurloze helderheid gekomen, egale kalmte, gelijkmatige stroming en evenals een herstellende uit zware ziekte had hij met welbehagen voelen weerkeren