Reeds bij het doorzien der Agenda trof het onze Staten-
ivi dat ee" particulier lichaam als
de R.T.M. zoo sterk door Provinciale Staten en Rijk werd bevoordeeld.
Het verslag van de vergadering van obligatiehouders, het jaarverslag van de R.T.M., het behandelde in vorige vergaderingen der Staten, toonen dan ook dat ten eenen male verkeerdelijk dit particuliere lichaam werd bevoordeeld en dat Rijk en Provincie zich met handen en voeten aan de R.T.M. hadden gebonden, naar wij vernamen reeds in 1917.
Toen dan ook ter sprake kwam het betalen van nog meer gelden door de Staten voor een kleine, weinig ingrijpende, verbetering van het veer Middelharnis-Hellevoetssluis, heeft ons Statenlid, kam. J, van Hoey Smith, naar aanleiding van het hiernavolgende ingediende voorstel, het onderstaande te berde gebracht.
Het verkeersvraagstuk op en met de eilanden Goeree en Overilakkee
Mijnheer de Voorzitter,
Wij hebben met verwondering kennis genomen van het voorstel van Gedeputeerde Staten met betrekking tot het Verkeersvraagstuk, op de eilanden Goeree en Overflakkee.
In verband hiermede stel ik mij de volgende vragen:
lo. Welke maatregelen zijn genomen, naar aanleiding van de in de kranten vermelde moeilijkheden der R.T.M., om de renielooze voorschotten der Provincie zoo veel mogelijk zeker te stellen?
2o. Is het juist dat dit lichaam reeds aan rentelooze voorschotten van het rijk heeft ontvangen ƒ 2.465.129.18, terwijl de Provincie bovendien verstrekt heeft rentelooze voorschotten van f 1.806.535.70, terwijl het kapitaal van dit particuliere lichaam slechts 1 millioen bedraagt?
3o. Is het bekend, dat de R.T.M. de Rijks- en Provinciale gelden gedeeltelijk heeft gebruikt om belangen te nemen bij de Mij. Fop Smit en hiervoor in 1927 een bedrag van f 410.000.— heeft verstrekt, terwijl dit eveneens een practisch failliete onderneming was en nog is?
4o. Is het bekend en wordt het juist geacht dat het obligatiekapitaal alsmede de Rijks- en Provinciale gelden gedeeltelijk mede