„ln Liefde Bloeiende”. Maar bekende namen prijken op de ledenlijst: Huydecoper, Reael, Pauw, Heemskerck, later ook Coster en Breeroo en Hooft. Hiernaast kende Amsterdam een tweede, bevriende, Rederijkers-
kamer ~’t Wit Lavendel”, minder in aanzien, en hoofdzakelijk bestaande uit leden, die het Brabantse met het Hollandse hadden verwisseld sinds de val van Antwerpen in 1585. „Ut levender Jonste” (= uit levende genegenheid) luidde haar spreuk, en Vondel, die door zijn geboorte een Zuid-
Nederlander was, maakte er een tijdlang deel vanuit. In 1598 begint Hooft, zoals we reeds zeiden, zijn Italiaanse reis, en geeft er een dichterlijk verslag van, dat hij aan zijn Kamerbroeders stuurt. Hooft vertelt, dat hij te Rome is geweest,
~wiens faam in al de wereld is gerezen, vervallen bouwingen mij onderwezen, en betuigden met een zeker belijden, hoe heerlijk Rome was in vóórtijden . .
Den onstadige Arno, somtijds droge, somtijds overvloeiende ik óók aanschouwde . . .
Nog heb ik bevaren twee schone rivieren, waar de andere niet bij dienen te vergeleken, want zij als de voornaamste Europa versieren . .
nl. de Donau en de Rijn.
Hooft’s rijmbrieven pronken met een keur van grote namen: Virgilius, de beroemde dichter die inde Middeleeuwen als een tovenaar werd vereerd, Cicero, de redenaar, de Italiaan Ariosto, die het heldendicht over de Razende Roelant schreef, Petrarca, de poëet van het liefdeslied, Dante, die in zijn „Goddelijke Comedie”hel, louteringsberg en hemel heeft geschilderd . . . Het was misschien wat jongensachtig, zo te pronken met deze welklinkende namen. Maar er zijn in die brieven toch ook regels van grote zwier, die de dichter aankondigen. En . . . Italië is voor Hooft méér geweest dan een belangwekkend kijkspel. Het was voor hem een openbaring: Italië lag Hooft.
Renaissance en Humanisme
Het Italië van de 14e en 15e eeuw had een tijdperk van grote culturele bloei beleefd, die men onder de namen Renaissance en Humanisme samenvat. De Renaissance: het herleven van de kunst der Grieken en Romeinen, vooral, ofschoon niet alleen, te bespeuren inde literatuur en de bouwkunst. Zoals de Ouden hadden geschreven en gebouwd, zo wilde men het in Italië van die dagen ook doen. Het Humanisme: de bestudering van de oude schrijvers en daarmee gepaard gaande: een grotere kennis van de „dode” talen en het indrinken van wijsgerige inzichten. (Erasmus een typisch vertegenwoordiger). Vanuit Italië had deze vernieuwing zich een weg gebaand naar het Noorden. Eerst Frankrijk. Daarna de Nederlanden.
omslingerd dooreen eglantier of bloeiende wilde roos, en een randschrift