Gezegend is het land ...

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    2

    Soms voelde een jonge kerel, die nog niet geheel en al afgestompt was omdat het leven zich krachtiger in hem roerde dan in vele anderen, een vreemd verlangen als een vage onrust in zijn gemoed knagen. Wanneer dan de mannen op Zondagmorgen zwijgend bij elkaar zaten of uit hun bedompte bedsteden gekropen waren om na een schamele maaltijd tegen een heideheuveltje opnieuw in slaap te vallen, en wanneer de kleine kinderen naakt rondkrioelden in en om de hutten, terwijl

    staan hadden leerden ze eerst het bezembinden en de schapen verzorgen maar al spoedig moesten ze ook mee bij de weg om de bezems te verkopen. En nog eer ze helemaal volwassen waren gingen ze zelfs mee naar de fabrieken, de turfgraverijen en de kwekerijen. Zodra ze daar een paar maanden gewerkt hadden zagen ze er even afgesloofd uit als de ouders; ze waren alleen nog wat tengerder en kleiner. Op hun grauwe gezichtjes doofde elke uitdrukking. Ze begonnen krom te lopen en vergroeiden door het harde werk, dat teveel van hun zwakke ondervoede lichamen vergde. Ze waren meestal nog niet eens volwassen als ze begonnen voor zichzelf een plaggenhut op te trekken, vaak op een hoekje grond van hun ouders, die daardoor weer minder aardappels, rogge en bonen konden verbouwen. Dan trouwden ze, zonder hartstocht, zonder begeerte, slechts gedreven door een vaag instinct. Ze kregen op hun beurt weer kinderen en stierven nadat ze alleen maar geleefd hadden om te zwoegen. Ze hadden veen afgegraven en land ontgonnen maarde vruchten, die het land voortbracht, leverden slechts aan anderen voordeel op. Ze hadden in fabrieken gesloofd en wisten niet eens, wie daar de winsten van hun harde arbeid genoot. Ze hadden spoorlijnen aangelegd maar zelf nooit ineen trein gezeten. Ze hadden grote wegen gebouwd waarlangs in later jaren automobielen voortj akkerden maar zelf alleen door storm en regen of sneeuwjacht langs die wegen gezworven om bezems te verkopen. En naar de schamele hutten inde gehuchten, waar hun eigen vrouwen geen bezem nodig hadden om de lemen deel te vegen, liepen slechts smalle zandpaadjes door de eindeloze, dorre, verlaten heide.