Gezegend is het land ...

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

trekken als ze inde gelegenheid zouden zijn voor weinig geld een ander paard te kopen of een nieuwe as onder de wagen te laten zetten, maar meestal kwam het zover niet. Eindelijk waaide dan ineen herfststorm het wrakke dak van de wagen of de wanden begonnen zo erbarmelijk te kraken, dat de mensen maar een plaggenhut bouwden om daarin te gaan wonen. AI dit volk sprak verschillende dialecten Gronings, Fries, Zeeuws, Vlaams en Hollands. Ze hadden ook allen verschillende gewoonten en waren verschillend van voorkomen en uiterlijk. Maar mettertijd begonnen ze gewoonten en uitdrukkingen van elkaar over te nemen; ze namen daarbij tevens gewoonten en uitdrukkingen over van de bewoners van de naaste dorpen. Hun kinderen trouwden onder elkaar. Hun kindskinderen leken naar het uiterlijk al op elkaar en hadden allen dezelfde tongval. Ze hadden allen geprobeerd een hoekje grond te ontginnen en vruchtbaar te maken, maar toen ze daarop inde slechte tijden geen bestaan vonden, kwamen de mannen en vrouwen elke Maandagmorgen zodra de dageraad gloorde uit hun gehuchten, waar ze inde kleine lage plaggenhutten woonden, om in drommen, stug en zwijgend, langs de slingerende zandpaden weg te trekken en pas Zaterdags, laat inde avond, als het reeds donker was geworden, even stug en zwijgend terug te keren. Sommigen werkten weer aan kanalen en spoorlijnen en grote wegen; de meesten trokken vroeg in het voorjaar met hun vrouwen en de grootste kinderen naar de venen, waar hele gezinnen samen een gulden of drie daags konden verdienen; des zomers gingen ze naar West-Friesland, waar ze in kwekerijen werkten of gras maaiden, wat vroeger door de hannekemaaiers uit Duitsland gedaan werd; inde herfst zwoegden ze in aardappelmoutwijnfabrieken en later ook inde vlasfabrieken of strocartonfabrieken in Oost-Groningen. En om dan de paar maanden, dat er geen werk voor hen was, door te komen, gingen ze wild stropen in de bossen of zwierven ze bij de winterdag met stapels heidebezems, die de kinderen thuis gemaakt hadden, door regen en wind of door de sneeuw langs de boerderijen en de dorpen inde wijde omtrek. Ze deden allen hetzelfde werk en leden allen dezelfde ontberingen. Daardoor ook begonnen ze op elkaar te lijken en leerden ze