Deining

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    Zijn vader werd wakker van het gestommel. De deuren van de bedstee, waarin hij lag, stonden wijd open. De lancaster gordijnen voor de ramen waren neergelaten, zodat de zon niet in de kamer kon schijnen en het er niets te warm werd. Een grote blauwe bromvlieg vloog zoemend rond de petroleumlamp boven de tafel.

    Niet op de stoel klimmen, Jaap, zei Mark Stephens, nadat hij een ogenblik nog half inde dommel, soezerig naar de jongen had liggen kijken. Zijn stem klonk zwak en lusteloos. In zijn jeugdwas hij een flinke kerel geweest, sterk als een paard, eerlijk en betrouwbaar. Leren kon hij niet en daarom bracht hij het niet verder dan tot bootsman. Nlaar hij was zuinig en oppassend en had voor zichzelf weinig nodig, zodat zijn gezin nooit tekort gekomen was als hij gezond had mogen blijven. Het hinderde

    aan Jaap herinnerde als hij weer weg was op een lange reis. Het was op een Woensdagmiddag inde zomer gebeurd, dat Jaap bovenop die kast klauterde. Hij was toen vijf jaar en ging voor het eerst naar school. Buiten speelden andere kinderen. De zon scheen; vogels floten tussen de ranken van de klimop, in de dichte bladerkruinen van de oude olmen en de meidoornhebben, waarvan de blaadjes door de rupsen aangevreten waren. De jongen had thuis willen blijven om een prentenboek te bekijken, het enige waarmee hij zich urenlang ingespannen bezig kon houden. Met stralende ogen en een hoogrode kleur verdiepte hij zich inde platen, waarvan hij vooral de gekleurde prachtig mooi vond. Soms zat hij met de handen onder het hoofd een tijdlang onbeweeglijk op een en dezelfde prent te turen; dan bewoog hij zijn lippen, alsof hij in zichzelf zat te prevelen en zonder dat hij het wist begon hij eerst fluisterend en daarna zelfs hardop te vertellen, wat hij allemaal zag gebeuren. Pas als hij bemerkte, dat iemand naar hem luisterde of op hem lette klapte hij nors van verlegenheid het boek dicht. Die Woensdagmiddag verveelde het hem echter al gauw en sleepte hij een stoel naar de notenhouten kast; hij was altijd nieuwsgierig om te weten, wat er inde doosjes zat, die op de bovenste plank stonden, en wilde nu eens gaan kijken. Maarde kast was op slot en zijn moeder, die met Lena en Job inde duinen was om helmen te snijden, had de sleutels zorgvuldig weggeborgen. Toen hij de deur niet open kon krijgen probeerde hij bovenop de kast te klimmen.