Deining

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    Tegenover hem stond de grote, glanzend gewreven notenhouten kast met laden vol linnengoed, dat naar zure appels en kamfer rook. Er was een lade, waar geen van de kinderen ooit in mocht kijken, omdat hun moeder er allerlei snuisterijen bewaarde. Op de kast stonden een paar stenen hondjes, die zijn vader meer dan vijf en twintig jaar geleden in Huil gekocht had, toen hij nog maar pas getrouwd was; het ene hondje miste een stukje vaneen oor, dat er afgebroken was, toen Jaap, de jongste, eens op de kast klom en het op de grond gooide. Naast de kast hing ineen ovale, vergulde lijst het portret van Mark Stephens met krullende haren onder de platte pet en met grote, ernstige ogen, die wat zwaarmoedig onder de borstelige wenkbrauwen uitkeken.

    Onder die lijst hing de zilveren medaille van de Noord- en Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij, die hij gekregen had als blijk van waardering voor het redden van schipbreukelingen van een kofschip, dat op de Eilander gronden gestrand was. Ineen hoge vaas stonden gedroogde varens, die Lena jaren geleden al weg wilde doen omdat het zulke stofnesten waren. Op de vensterbank, waar zijn moeder er gemakkelijk bij kon, lagen al de brieven, die Job en zijn broer Jaap de laatste reis naar huis geschreven hadden, ineen blikken sigarendoosje. De open gescheurde enveloppen met vreemde poststempels en zegels uit Australië, Brits-Indië, de landen aan de Westkust van Amerika, Spanje en Turkije zaten er nog omheen. Bovenop lag zijn moeders bril met het glinsterende stalen montuur.

    De brieven, die Jaap schreef, waren meestal heel kort, verward, maar steeds even hartelijk. Job daarentegen schreef zakelijk en koel alle bijzonderheden omtrent het volk aan boord, waarvan hij iedereen, de lichtmatroos en de scheepsjongen zowel als de kapitein bij naam en toenaam noemde; over schip en lading; over weer en wind en over de verschillende havens, die ze aandeden. Soms sloot hij bij een brief nog een ansichtkaartje van de een of andere havenstad in met een kruisje op de plaats, waar zijn schip gelegen had. Hij wist, dat zijn moeder al die brieven bewaarde om ze nog eens door te lezen tegen de tijd, dat een van hen beiden thuis

    duffelse jekker en zijn platte pet met de glimmende klep aan een haak achter de deur gehangen had, op een stoel naast zijn moeder zitten.