Op eenen anderen dag kwam A. Bruggeman langs en vroeg naar Bats Rensen; de dochter Naatje antwoordde hem dat deze niet thuiswas. Daarop ging Bruggeman weg maar toen hij voorbij de deel kwam hoorde luj daar lawaai en denkende dat Bats daar wellicht toch was deed hij de deur open en zag hij daar de twee Engelschen aan het werk. Hierop vroeg hij „Is Bats thuis?”, waarop een hunner antwoordde: „Niks Bats” met het gevolg dat Bruggeman, meenende met gewone onderduikers te doen te hebben, zonder verder iets te vermoeden wegging.
Ongeveer 3 weken voor de bevrijding nam W. Rensen nog 3 onderduikers op die hij ineen kippenhok onderbracht. Door goed op te passen is het gelukt, dat deze onderduikers de Engelschen nooit bemerkt hebben; het is echter wel een tijd van passen en meten geweest want steeds bestond bovendien nog de kans dat of moffen öf landwachters om voedsel kwamen.
Op Zondag 1 April, werd het zeer spannend, omdat toen overal inden omtrek inkwartiering kwam; gelukkig liep dit alles goed af.
Op Maandagochtend 8 April zag men inden loop van den middag Canadeesche infantrie over den grooten zandweg naar Haarle optrekken, terwijl meer Oostelijk de Duitschers over het land inde richting van het Bergbosch weg vluchten.
Anton Rensen en eender onderduikers begaven zich een eind weegs op het kleine zandwegje, dat langs het huis leidt, ten einde wat meer van de vluchtende Duitschers en de optrekkende Canadeezen te kunnen zien.
Inmiddels was de rest van de familie inde richting van den zandweg geloopen, waar de Canadeezen optrokken. De Schot was niet meer te houden en was reeds ver vooruit. Het duurde echter niet lang of de Canadeezen begonnen op hen te schieten, denkende met Duitscheis te doen te hebben.
Naatje Rensen liep toen terug naar huis, terwijl de kogels haar om de ooren vlogen; even later kwam ze met eenen witten doek te voorschijn; de Canadeezen staakten toen onmiddellijk het vuren.
Inmiddels hadden deze laatsten Anton Rensen met den onderduiker opgemerkt en nu moesten deze op hunne beurt dekking zoeken; kruipend langs eenen wal met hunne gezichten vrijwel door het zand wisten gelukkig ook zij het leven te behouden en den schuilkelder te bereiken. Pas nadat Anton zijn hemd had uitgetrok-