dag opnieuw verbaasd over, hoe de boel nog houdt.
Ik zou zulke pijnlijke mededeelingen hever voor mij houden. Ze schaden mijn crediet weliswaar; maar zulks weegt toch niet op tegen het plezier, dat deze bekentenis mij schenkt. Ik kan u in vertrouwen en met de hand op het hart mededeelen, dat ik mannen-uit-één-stuk, zooals ze der schooljeugd ten voorbeeld gesteld worden, hartgrondig zou verachten, indien ik niet overtuigd was van hun onbestaanbaarheid.
Boeven beweren ook altijd dat er geen nette menschen zijn. En wie zegt u, dat H.H. misdadigers ongelijk hebben, wanneer zij voor deze stelling, zij het dan ook ten eigen bate, propaganda maken? Ge zijt er met de jaren waarhjk niet verstandiger op geworden. Goddank.
Dus volgens u zou er geen onderscheid bestaan tusschen waar en onwaar en kan men met twee tongen spreken zonder zijn eer te verhezen.
Zoo is het! Waar en onwaar zijn helften vaneen bol, zooiets als het noordelijk en het