reeds geconstitueerd had definitief tot stand gekomen was x), bij de regeering van het jonge gemeenebest spoedig door. De vernietiging van de „Onoverwinnelijke Vloot,” die den Engelschen en Nederlanders voor goed de heerschappij over de zee bezorgde 2), deed ons in het volgende jaar, 1589, het aan deze nieuwe machtspositie adaequate beginsel aanvaarden vaneen ten minste telkens voor één jaar vaste zeemacht3): aan welk beginsel men te onzent sedert bleef vasthouden. Voortaan werden nl. jaarlijks in eene daartoe bijeengeroepen vergadering van gedeputeerden uit de verschillende admiraliteitsbesturen, in tegenwoordigheid van Maurits in Den Haag gehouden, de noodige beschikkingen getroffen ten opzichte van den oorlog te water voor ’tloopende jaar4). Deze beschikkingen legde men dan telkens inde zoogenaamde „Ordre op de beveilinge (d.i. beveiliging) der zee” eene soort van marine-begrooting vast5). Drieledig was afgezien van de wachtschepen, die, in onze zeegaten geposteerd, slechts eene passieve rol speelden het stelsel van verweer, door onze marine van nu af tegen de Duinkerker en andere piraten gevolgd en jaarlijks inde „marine-begrooting” vastgesteld. De havens van Duinkerken en Nieuwpoort en het aangrenzende Vlaamsche kustgebied werden dooreen vloot van kustschepen geblokkeerd.
1) Fruin, Staatsinstellingen, p. 166, 175. 2) Vgl. wat Engeland betreft: J. R. Seeley, The expansion of England (Tauchnitz-ed.), p. 143. 3) In samenhang met de veelomvattende maatregelen, betreffende de marine, door de Staten in 1589 genomen, staat ook dein ditzelfde jaar op hun last uitgevoerde verbreeding van de Goudsche sluis, uitsluitend ondernomen om ook aan de groote oorlogsschepen den vrijen doorgang binnendoor, tusschen Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, ten allen tijde te waarborgen. Dit zuiver strategische werk heeft voor ons land op dkt oogenblik dezelfde beteekenis als voor Duitschland, kort vóór ’t begin van den huidigen wereldoorlog, de verbreeding van ’t Kieler Kanaal (zie hierna, p. 130). 4) Zie hiervóór, p. 40. 5) Voor het eerst in Januari 1589. Vgl.: Van Meteren, p. 296 b; Bor, 111, p. 475; R. H. 18/20 Jan. 1589 ; Malo, t. a. p., I, p. 244.
1568—1609.