om haar as, die ongeveer 24 mijlen korter is dan haar dia* meter ter hoogte van den equator dat zij die wenteling in vier*en*twintig uren volbrengt en dat die wentelende bewe* ging de oorzaak is van de opeenvolging van dag en nacht. Voorts dat zij zich om de zon beweegt langs een min of meer verwrongen en voor wijziging vatbare ovale baan die zij in den tijd van één jaar aflegt. De afstand waarop zij zich van de zon bevindt, wisselt af tusschen een*en*negentig en een half millioen en vier*en*negentig en een half millioen mijlen.
Om de aarde heen wentelt zich een kleiner bol de maan op een afstand van 239.000 mijlen. De aarde en de maan zijn niet de eenige lichamen die zich rondom de zon wentelen. Er zijn bovendien de planeten Mercurius en Venus, onderschei* denlijk op een afstand van zes*en*dertig en zeven*en*zestig millioen mijlen, en buiten de kringbaan van de aarde en ongerekend een gordel van talrijke kleiner lichamen, de planetoïden, zijn daar verder nog Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus op een gemiddelden afstand van respec* tievelijk 141, 483, 886, 1782 en 2793 millioen mijlen. Het valt het mensehelijk verstand moeilijk deze getallen van vele milli* oenen mijlen te bevatten. Misschien kunnen wijde verheel* dingskracht van den lezer tegemoetkomen door de zon en de planeten tot meer begrijpelijke verhoudingen terug te brengen.
Wanneer wij ons dan onze aarde voorstellen als een kleine bal vaneen diameter van één inch, dan zou de zon een om* vangrijke bol zijn met een middellijn van negen voet, mits men zich haar denkt op een afstand van 323 yards, anders gezegd een vijfde gedeelte vaneen mijl, of wel vier of vijf minuten gaans. De maan zou dan een kleine erwt zijn, twee* en*een*halve voet van de aarde verwijderd. Tusschen de aarde en de zon bevonden zich de beide planeten, Mercurius en Venus, op een afstand van honderd*vijf*en*twintig en twee* honderd*vijftig yards van de zon. Rondom deze lichamen zou een volkomen leegte worden aangetroffen, totdat wij Mars naderen, op een afstand van honderd*vijf*en*zeventig voet van de aarde, Jupiter bijna een mijl afzijdig en met een dia* meter vaneen voet, Saturnus, van ietwat geringer omvang, twee mijlen ver, Uranus vier en Neptunus zes mijlen ver. Daarna volgt het niets en wederom het niets, slechts afgewis* seld door kleine, zwevende deelen van verdunden damp. De