In het atrium der Vestalinnen en andere fragmenten

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    De zomer is er voller, zachter,

    En door een gouden lijst omlijnd

    Blijft het woud van de torens achter

    Als de zon aan de kim verdwijnt.

    Herfst maakt oud goud van duizend dingen,

    Kruinen verzamelen gerucht,

    En een meeuw op flitsende zwingen

    Wiekt als een veldslag door de lucht.

    Winter dwaalt langs bevroren grachten

    Als een oud en gebogen man,

    Met een dunne laag witte en zachte

    Sneeuw op zijn kraag van astrakan.

    En op de maat van de seizoenen

    Zingt het carillon hoog of laag,

    En dalen schuchtere visioenen

    Uit de hemelen naar omlaag.

    Gaper, gaap aan den ouden gevel,

    Torenhaan, kraai uw roestig lied;

    Meermin, verlies u in den nevel

    Van het over-IJsch oeverriet;

    Torenwoud, tors de klare nachten;

    Olmen, rijst omhoog in uw stam;

    En verhef u boven uw grachten,

    Onbeschrijfelijk Amsterdam.