In het atrium der Vestalinnen en andere fragmenten

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    Laat de zwaan der verbeelding zweven

    Over der olmen overvloed,

    Waar hij tuurt, het is om het even,

    Wil de ziel nestelen voorgoed.

    Want binnen de lasso’s der grachten

    Is het leven zoo warm en klein,

    En men bouwt een nest van gedachten

    Achter een blinkend raamkozijn.

    Maar ook aan het IJ wil men leven

    Waar men zoo, uit zijn ruit vandaan

    Als stond het huis met zijn voorsteven

    In ’t water uit varen kan gaan.

    Het is er zoo groen en zoo donker

    Alsof men onder water woont

    En door geheimzinnig geflonker

    Altijd dieper wordt meegetroond:

    Naar het rijk van de zeemeerminnen,

    Met haar zilveren schubben aan;

    Naar een rijk met ivoren tinnen,

    En naar ’t rijk van den monaan.

    Het voorjaar is er anders, rijper,

    In de parken vol ruischend groen,

    En de merel fluit als een pijper

    Als zijn fuga’s door het plantsoen.