Waarop berusten die verwachtingen, nu nog slechts enkele daden schijn van bewijzen leveren?
Ik zal trachten hierop een antwoord te geven.
Die verwachtingen moeten haar oorsprong vinden in het verschil van aard, van neigingen, van man en vrouw. Dit verschil openbaart zich vooral in vraagstukken als die van Oorlog en Yrede. Tengevolge van het verschil in functie bij het voortplantingsproces zijn bij vrouw en man instinctmatig andere neigingen ontstaan, neigingen, die zich bij den man vooral openbaren in strijdlust lust tot veroveren; bij de vrouw in zucht tot opbouwen, tot conserveeren, tot behouden wat bestaat.
Wel is waar heeft in den loop der tijden, door den beschavingsinvloed, dit verschil in instinctieve neigingen aan omvang en kracht verloren, zoodat men nu in vele landen mannen vindt met in dit opzicht vrouwelijke neigingen, maar dit verschil is nog niet genivelleerd en wordt nog overal duidelijk waargenomen, wanneer wij ons, ter opsporing ervan in beschaafde landen, wenden tot het kind, dat nog onberedeneerd zijne neigingen vertoont.
Leerrijk is in dit opzicht het boek, door drie Duitsche geleerden samengesteld, uit een reeks van gegevens, in 1915 bijeengegaard, uit opstellen, teekeningen, brieven, gedichten enz., van een zeer groot aantal scholieren, jongens en meisjes, van Duitsche scholen.
In dit boek, „Jugendlich.es Seelenlehen und Krieg" wordt aangetoond, welken invloed de oorlog op het kinderlijk gemoed uitoefent, welke neigingen daardoor het sterkst naar buiten treden, hoe kinderen op dezen sterk emotioneerenden invloed reageeren. En nu is het ’ opmerkelijk hoe in bijna alle gevallen het karakter van het werk, dat door het kind geleverd werd, zijn geslacht verraadt. De strijdlustige aard der jongens en de conserveerende, behoudende neigingen der meisjes, uitten zich in bijna elk stuk arbeid. Dooden, . verminken, vernielen, verwoesten, waren de oorlogsidealen der jongens; verzorgen, verplegen, opkweeken, de berustende uitingen der meisjes.
Niet uit gebrek aan vaderlandsliefde, nog minder uit lafhartigheid, is de vrouw, sterker dan de man, gekant tegen den oorlog, maar uit haar instinctieve eigenschappen welt bij haar het verzet tegen het ruw geweld, dat roekeloos vernietigt, wat door haar, als draagster van het ras, zoo moeizaam en pijnlijk