Soiic* eiiSoUi
A BONKEN KITTEN
v<xw De* Hu( rn de plaatnen naat ai entacbappen frvat«d atjß ; franco pr pou /!-[»<) manden tuiten Unda lla) voooutbHabacl P" i»*•/ IJ.—. Alioodcrüjke Dommer» 5 canto.
«oioaönn 210. D*o bui
Hoofdredacteur: Mr. H. P. MARCHANT.
Vent ll(l>irkiri; Dr. D. Bu. Mr. C. Th. ren Deventer. Br. J. vso Droeg». Kr. H- L. Cracker Pref. Dr. D. van CmMen. Kr. K. A. nn En»»o. Kr. t Kokker. Dr. W. J. vui«ertonL Dr. W. J. W. Ktfnlok Pret. Dr. C. H. Kul Pret. Dr. G. W Kerekucp. Th. B. Ketelaar Mr J. Limburg. Br. E. N. Botjera. I'. G. *ehlHduta. Prat. Dr. B Sl)mona. Mr H. J. Turnen. J. W. C. Teüefen. Mr H W. P. Trend. Br. H. L. A. VUaer
Vitilajtmde A*«ten tok P»blidtot tok Pramknjk. Eiland n de Cu Ginètal* df PnblioU Jojdi F Jomß <1 Ca. Pmrij» es LomUn. %. C. 1 «o 2 Soos HiD. Holbora Vuduct
ADVERTWOIt".
v» i—6 «*«■•> I • J»; rUte "t*1 '°«'T : Gnvlf ktlM. n»n |WnW Bl| rrrrpi* |>taal«°C bclMfnik «tav
T«M>ue lUMmuul Re. Ï7SI twnmm LAADVOLX KAAG.
De rede van Mr. Van den Biesen
DOOR J. W. C. Tellegen.
{Overgedrukt uit „Land en Volk”.)
Den 29n Januari jl. hield mr. Van den Biesen in de Eerste Kamer eene rede over de Woningwet en hare toepassing. Van welken geest de spreker bezield was, blijkt wel het best uit een van zijn slotwoorden, toen hij uitriep : „Waar is onze aurea libertas, onze oude vrijheid gebleven, dat wij ons in ons land door een dergelijke wet laten donderen en negeren ?” Na lezing van de rede, zooals zij in de Handelingen is afgedrukt, kreeg iemand, die van het onderwerp eenigszins op de hoogte is, niet den indruk dat ernst en nauwgezetheid bij het opstellen hadden voorgezeten. Wel wekte het eenige verbazing, dat een dergelijke rede in eene vergadering, welke zich gaarne als eene „Hooge” hoort betitelen, en door den spreker ook als zoodanig betiteld werd, kon gehouden worden, zonder dat van den voorzittersstoel of van de banken der leden een woord van protest werd vernomen. Eene dergelijke afstomping van het gevoel van
eigenwaarde werd bij den rechtstreeks uit de kiezers voortgekomen tak der volksvertegenwoordiging tot dusverre niet waargenomen. Wanneer mr. Valckenier Kips wederom eens over het „Faillissement van' het parlementaire stelsel” gaat schrijven, moet hij over dit verschijnsel toch ook zijne aandacht eens laten gaan.
Doch al is het bovenvermelde juist, men kan het oog niet sluiten voor het feit, dat zij, als wier tolk mr. Van den Biesen is opgetreden, van zijne rede een strijd- en propagandamiddel hebben gemaakt, dat door het geheele land met niet te miskennen succes gebruikt wordt. Doodzwijgen der rede is daarom niet te verantwoorden en eene bestrijding alsnog plicht.
Na opgemerkt te hebben, dat hij, door een betrokken zijn in eene zaak betreffende panden te Amsterdam, tot de ontdekking was gekomen, dat de uitvoering van de Woningwet zeer veel te wenschen overlaat