ook hunne legenden, zeden en gewoonten wijzen er op, dat wij hier te doen hebben met stammen, die van verschillende zijden het land zijn binnengedrongeu. Taalkundig zijn de Toradja’s in drie groote groepen te verdoelen: 1. De Posso’sch-Todjo’sche of Oost-ïoradja’sche groep; 11. de Parigi’sch-Kaili’sche of West-ïoradja’sche groep; 111. de Sadang-groep.
Vanwaar de Toradja’s zijn gekomen.
Bij de beide eerstgenoemde Toradja-groepen zijn aanwijzingen te vinden, die erop duiden dat zij van het Noorden zijn gekomen. Vanwaar de voorouders der Toradja’s op (Jelebes ziju geland, vertelt geeu legende. Deze landing moet reeds zoo lang geleden hebben plaats gehad, dat alle overlevering daaromtrent is verloren gegaan, en men den oorsprong van zijn geslacht op Celebes zelf zoekt. Bij eerstgenoemde groep, de Posso’sch-Todjo’sche, bestaan twee scheppingsverhalen. Volgens het eene zou de hoogste god twee menschen uit steen gehakt, en boven op een berg geplaatst hebben. Toen nu die god heenging om eeuwigen adem voor deze beiden te halen, kwam een den mensch kwaadgezinde geest, die door een flatus de beide steengestalten deed leven.
Naast dit bij de eerste Toradja-groep algemeen bekende verhaal bestaat een ander; de góden lieten een man neer op den berg Wata ugKoeme (van het Tamboke-gebergte), en medelijden hebbende met zijne eenzaamheid, lieten zij ook eene vrouw neer. Dit waren de eerste menschen. Zij kregen twee kinderen, die met elkaar huwden, en aan het volgende menschengeslacht het aanzijn gaven.
Wij hoorden zelfs nog een verhaal, waarin het eerste menschenpaar te Wotoe aan de golf van Bone nederdaalt. Wotoe zou toentertijd Wawoeroe hebben geheeten. Terwijl dit menschenpaar nu te Wawoeroe woonde, werd hun eene dochter geboren. Eens gebeurde het, dat het echtpaar twist kreeg en in een kwade bui liep de man weg; hij volgde stroomopwaarts den loop van de Kalaena, tot hij aan een zijriviertje kwam, dat hij volgde. Daar woonde hij eenige jaren achtereen alleen. Hij leefde er van sagoe, want rijst kende men nog niet. Verder ving hij allerlei dieren met strikken. Na geruimen tijd werd het verlangen van de vrouw naar haren man zóó groot, dat zij besloot hem te volgen. Ook zij volgde de Kalaena stroomopwaarts, tot zij de zijrivier had bereikt, welke haar man had gevolgd. Het water van deze rivier was wit gekleurd van hot sagoe wasschen, zoodat zij hieruit begreep, dat er menschen boven moesten wonen. Zij had dan ook nog niet lang geloopen of zij hoorde het geluid van sagoekloppen. Zij zette haar kind neer en loerde door het geboomte. Zoodra zij haar man had herkend, ging zij haar kind halen, en maakte zich aan hem bekend. Nadat man en vrouw weder eenigen tijd met elkaar hadden geleefd, werd hun een zoon geboren. Toen beide kinderen groot waren geworden, dachten hunne ouders er over hen met elkaar te doen huwen, maar zij durfden niet, omdat het broer en zuster waren. Niet lang daarna