die hulp heeft bestaan. Het zij dus voldoende hier op te merken, dat wij volop hebben mogen genieten van de medewerking van den heer Mazee.
Professor Dr. O. Snouck Hurgronje was zoo vriendelijk het hoofdstuk over het Mohammedanisme in de Tomini-bocht te lezen en van aanteekeningen en opmerkingen te voorzien, waarmede wij ons voordeel hebben gedaan.
Hetzelfde geldt van de hoofdstukken „Bevolking”, en „Begrippen van Recht”, die zijn gelezen door Professor Dr. S. R. Steinmetz. Door zijne opmerkingen zijn wij in staat geweest verscheidene punten nader toe te lichten. Wij danken deze beide geleerden zeer voor hunne hulp.
De heeren A. de Vogel, E. Gobeé, P. ten Ka,te en P. Schuyt danken wij voor het afstaan van foto’s, terwijl wij niet kunnen nalaten hier ook het menigvuldige hulpbetoon te gedenken van ons beider echtgenooten, die ons veel arbeid uit de hand hebben genomen bij het gereedmaken van dit boek.
Ten slotte nog een woord van warmen dank aan Majoor Musch, Directeur der Topografische Inrichting te Weltevreden, die ons met de grootste welwillendheid kaarten en instrumenten ter beschikking heeft gesteld, ten einde eene eenigszins vertrouwbare schetskaart bij ons werk te kunnen voegen. Behalve van onze eigen opmetingen met de tranchemontagne hebben wij bij de samenstelling van de kaart nog gebruik gemaakt van de opmetingen van den toenmaligen kapitein van den Generalen Staf P. A. Gallas in 1897, en van de opnemers Van den Bosch in 1900, en W. Schiebel in 1910.