Willem

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    KERSTLIED.

    Ijl donst ze neer . . de witte sneeuw . .

    Geruischloos als de Englenschaar, Die eens de Blijde Boodschap bracht

    In heil’gen nacht . . zoo zacht . . zoo zacht

    Daalt van omhoog die reine vacht.

    Diep zinkt de voetstap zacht en dof,

    Al wat er neer komt op de aard’ Moet nu als sneeuw geruischloos zijn

    In dezen nacht, zoo rein . . zoo rein, Waar alles harmonie zal zijn.

    Fijn klinken door het luchtruim heen

    De avondklokken . . wijd en zijd . . Vertellen ons van ’t Christuskind

    Zoo zacht gezind, zoo zacht gezind, Dat ge in den stal van Bethlem vindt.

    Daar ligt het op wat stroo ter neer.

    Zóó schamel is zijn kleine krib.

    Maar boven ’t kribje glanst een ster. Haar flonk’rend licht straalt ver .. zoo ver ..

    Symbool van ’t kindje, deze ster.

    Zacht kindje wordt een knaapje zacht,

    Zacht knaapje wordt een reine man. En liefde is Zijn grootste macht,

    Waarmee Hij ieder, ieder wacht

    Die weent in droeven levefis-nacht.