(in hoofdzaak voor violoncel) verliet.
Na zijn leerjaren was hij als cellist in verschillende orkesten in Duitschland werkzaam en trad daar en in Nederland meermalen als solist op.
Thans is hij solo-violoncellist in de Vereeniging „de Harmonie” te Groningen.
Dado (Joseph), geb. 1865 te Breda, ging als pensionnaire van Z. M. Koning Willem 111, nadat hij het aanvankelijk onderwijs aan de Kon. muziekschool te ’s Hage had genoten, naar Brussel om zijn studiën voor viool te voltooien.
Na 3 jaar studie aldaar werd hij aangesteld tot ie violist bij het „Harmonie-orkest” te Groningen (directie J. H. Bekker) en spoedig daarop tot concertmeester.
Behalve violist was hij ook een voortreffelijk hoboïst en trad hij meermalen als solist op, zelfs op het Loo voor Z. M. koning Willem 111.
Tevens is hij aanvoerder van het kwartet Dado-Dehl-Koenen-Van Oortmerssen, directeur van het Schouwburg-orkest en dirigent van een gemengde zangvereeniging te Assen.
In 1899 vierde hij zijn zilveren feest als concertmeester van bovengenoemd orkest.
Dahmen (Jacobus Arnoldus Wilhelm), geb. 9 Februari 1871 te Amsterdam, genoot zijn opleiding aan de muziekschool te Amsterdam als leerling van Frans Coenen, later van Willem Kes, hoofdzakelijk voor viool.
Zijn vroegere werkkring was: lid van het Concertgebouw-orkest gedurende 15 jaar als 2e violist (welk orkest hij met 1 Mrt. 1904 als 2e concertmeester verliet), en leeraar aan de Orkestschool van W. Kes. Zijn tegenwoordige is: leeraar voor viool aan de muziekschool der afdeeling Toonkunst te Amsterdam.
Herhaalde malen trad hij als solist op in zijn functie aan het concertgebouw, en nadat hij zich daarvan had vrijgemaakt, te Bloemendaal, Hilversum, Utrecht, enz.
Dahmen—Stroo (Mevrouw J. C. H.), echtgenoote van J. A. W. Dahmen, studeerde aan de muziekschool van „Toonkunst” te Amsterdam onder leiding van B. v. d. Kijken en Henri Tibbe.
Gediplomeerd te Utrecht door de M. t. b. d. T., werd zij benoemd tot leerares voor piano aan de Toonkunst-muziekschool te Amsterdam, waar zij thans nog werkzaam is.
Dahmen (Johan Franciscus Arnold Theodoor), (neef van J. A. W. Dahmen), geb. 2 Aug. 1837 te Amsterdam, ontving van zijn vader P. W. Dahmen
onderricht op de fluit, van F. N. Stoetz in theorie, -van Sieverding op piano en van F. B. Bunte op viool.
Op 15-jarigen leeftijd trad hij voor het eerst als fluit-solist óp in „Felix Meritis” (Verhuist). Als zoodanig was hij werkzaam in het orkest der Duitsche Opera, in het Park-orkest van W. Stumpflf, in de orkestvereeniging van J. F. Wedemeyer.
In 1907 nam hij ontslag uit het Concertgebouw-orkest, waaraan hij sinds de oprichting (1888) als fluittist verbonden was.
(Familie Dahmen).
i. Wilhelm, geb. 1731 te Duisburg, fn Nov. 1780 te Harlingen (muziekonderwijzer).
2. Hermanus (oudste zoon v. Wilh.), geb. 26 Sept. 1755 te Sneek, f 1830 te Rotterdam (beroemd hoornist).
3. Jacob (2e zoon v. Wilh.), geb. tusschen 1755—58, ging naar Engeland, huwde daar en liet eenige kinderen na.
4. Pieter (3e zoon v. Wilh.), geb. 1760 te Deventer, i' te Sneek (muziekonderwijzer).
5. Johannes Arnoldus (4e zoon v. Wilh.), geb. ± 1760 te ’s I lage, f te Londen (violoncellist).
6. Arnoldus, (5e zoon van Wilh.) geb. 2 Mei 1767 te Harlingen, f 17 Dec. 1829 te Amst. (fluittist, leermeester van Drouet). Deze is weder de stamvader van de Amsterdamsche familieleden Dahmen.
7. Wilhelm (6e zoon v. Wilhelm) geb. tusschen 1767 en 1773, gesneuveld in het leger van Napoleon (hoornist).
8. Willem Hendrik (oudste zoon v. H. sub. 2), geb. 27 Mrt. 1797 te Amst., t 15 Dec. 1847 te Nijmegen (violist).
9- Johannes Cornelis (3= zoon v. Herm. sub. 2), geb. 9 Jan. 1801 te Rotterdam, t 16 Febr. 1842 te Rotterdam.
io. Johannes Arnoldus (oudste z. van Arn. sub. 6), geb. 3 Jan. 1805 te Amsterdam, f 28 Oct. 1834 te Amsterdam.
ii. Hubertus (3® zoon v. Arn. sub. 6), geb. 1812 te Amsterdam, f 21 Dec. 1837 te Amsterdam (cellist).
i 2. Pieler Wilhelm (zoon v. sub. 6), geb. 5 Aug. 1808 te Amsterdam, j- 20 Juni 1886 te Amsterdam (fluittist).
i – Herman Johan (broeder van sub. 8), geb. 1807 te Rotterdam, f 1881 ? (violist).
i – Johan Franciscus Arnold Theodoor (zoon v. sub. 12), geb. 2 Aug. 1837 te Amsterdam (woont te Sloten).