„Cecilia”, „Felix Meritis” en „Toonkunst” en was gedurende een paar jaar directeur van „Arnstels mannenkoor (opvolger van R. Hol).
In 1877 werd hij directeur van de Muziekschool (als zoodanig in 1895 opgevolgd door D. de Lange), en in 1883 ook van het Conservatorium aldaar de andere betrekkingen had hij neergelegd en wijdde zich geheel aan het onderwijs.
Frans Coenen was een vruchtbaar componist. Wij noemen:
„Elia op Horeb”, oratorium (opgevoerd 7 Mei 1862).
„Albrecht Beiling”, voor gemengd koor, bariton-solo en orkest, (opgevoerd 22 Januari 1862).
„Maria Magdalena”, voor gemengd koor, solo en orkest.
„De stem der Zee”,
„32- Psalm",
..Zonnelied , '
~Lentebede”, /
Hou moed. mijn angstig \
hart. ]
voor mannenkoon
Psalm 12, voor solostemmen, koor en orkest, gemengd koor.
Psalm 22, voor solostemmen, koor en orkest, gemengd koor.
„De Grenzen”, i
„Drei Lieder”,
V*" * ) i ~Na den Storm". '
J voor mannenkoor.
Trois solo’s de Salon, i
Souvenir a Mme de Marra. <
I pour violon et f pianoforte.
6o Etudes dans I'ordre progressive, Cahier I—III, pour violon.
12 Etudes, pour violo-solo.
Toonladders voor mindergevorderden, idem voor meergevorderden.
Cantate, met solo en orkest of piano.
– 1 – – I „Het geboortefeest”, driestemmig met piano.
Den 30 Januari 1890 vierde hij het 50-jarig jubilé van zijn eerste optreden en na zijn 70“ jaar trok hij zich uit het openbaar leven terug.
Hij was ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw (1896), van den Gouden Leeuw van Nassau, van de Eikekroon, van de Zweedsche Wasa-orde, van de Spaansche orde van Karei 111, en eerelid van de M. t. b.d. T.
In 1905 is op zijn graf te Leiden een monument onthuld.
Coenen (Henri), geb. 30 April 1841, f Nov. 1877, broeder van Frans Coenen, begon onder de leiding van zijn vader reeds vroeg de muziek te beoefenen. Na de studie in de Chirurgie, leerde hij op 18-jarigen leeftijd vlijtig piano en gaf aanvankelijk les te Rotterdam.
Toen in 1865 te Amsterdam de muziek-
school van „Toonkunst” werd opgericht, werd de piano-klasse aan zijn leiding toevertrouwd.
In de „Matinées voor Dames” door hem in 1870 in ’t leven geroepen, werkte zijn broeder Frans als violist en Allard en Pohle als cellisten mede.
Coenen (Joh. M.), geb. 28 Januari 1825 te ’s Hage, f 9 Januari 1899, ontving zijn opleiding aan de Kon. muziekschool aldaar (directeur J. H. Lubeck), werd fagottist bij de Hofkapel, in 1851 orkest-directeur van den Schouwburg van Van Lier en in 1856 van den Stads-schouwburg.
Na den dood van J. B. van Bree (1857) werd hij benoemd tot directeur der concerten van „Felix Meritis” tot 1865, toen Verhuist hem verving:.
IICIII vei vuig. Daarna verkreeg hij de directie van het Paleis-orkest, met welk orkest hij in 1878 in het „Trocadero” te Parijs tijdens de Tentoonstelling optrad, waarvoor hij benoemd werd tot „Officier de I’académie”.
VV'“I L '-4V' X . In 1868 aangesteld tot kapelmeester der d.d. Schutterij, werd hij later versierd met het Officiers-kruis voor langdurigen werkelijken dienst als zoodanig.
Ter eere van zijn 40-jarig jubilé had den 15™ Maart iBBq 'een feestconcert plaats in het Paleis voor Volksvlijt. De laatste ovatie, die Coenen is gebracht, vond in dit Paleis plaats den 28'" Jan. 1897, toen door C. van der Linden en diens orkest een ouverture van den jarige werd uitgevoerd. Coenen was toen reeds lijdende en liet zich maar weinig meer in het openbaar zien. TT Vlll Ar» mniilronl nroKloH Hp
Een tijdlang was hij op muzikaal gebied de alleenheerscher geweest en hij liet een groot aantal compositiën na, als:
„Ada van Holland”, koorwerk met orkest. Symphonieën (voor zijn eerste werd hij benoemd tot ridder van de Eikekroon).
Ouvertures
Concerten voor verschillende instrumenten.
Een 50-tal balletten, waaronder „Juanito”.
Entre-actes.
Mannenkoren, waaronder „Op het land”.
Werken voor piano, o.a. „Heimathsklange”, 4 h., e. m. a.
„Een Werkmanslied”, voor mannenkoor met soli en orkest of piano.
Coenen Jr. (Louis), geb. 24 Maart 1856 te Rotterdam, t 1904, oudste zoon van Frans Coenen, kreeg het eerste onderricht van zijn vader, later van J. H. Sikemeyer.
Op zijn i7e jaar pensionnaire van Koning Willem 111 geworden zijnde, kwam hij aan de Berlijnsche ~I lochschule”. zette in 1876