Muzikaal Nederland 1850-1910

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    voor piano, opgedragen aan zijn leermeester A. de Greef, en „Aspiration” voor piano, opgedragen aan den heer Sylvain Dupuis.

    Geulen (W. R.), geb. n Mei 1806, f Maart 1868. Te Amsterdam geboren, genoot hij het eerste muziekonderricht van zijn vader W. Geulen violist (j- 17 Dec. 1823) en van Löffler.

    Na het einde zijnerstudie werd hij als ie violist geplaatst in het orkest van den Franschen Schouwburg aldaar en in 1829 benoemd tot directeur der muziekvereeniging en der zangvereeniging „Tot Oefening en Uitspanning” te Middelburg (opgericht in 1834 en thans nog bestaande).

    Hij dirigeerde aldaar de „Zeeuwsche muziekfeesten” in 1847, 53 en ’6i, welke muziekfeesten om de 2 jaar te Middelburg, Zierikzee en Goes gehouden werden.

    Hij trad voor het laatst als directeur op bij het feest van het 25-jarig bestaan der zangvereeniging.

    Leulen was componist van:

    „O salutaris hostia”, voor 3 gelijke stemmen met orgel.

    „Cantate”, voor 4 mannenstemmen.

    „Trio”, voor viool, alt en violoncel.

    Een Ouverture, e. m. a.

    Cleuver (Carel Johann), geb. 15 Nov 1852 te Siegburg, studeerde aan het Conservatorium te Keulen als leerling van F. Hiller, Jensen, Kwast, Seiss en Von Königslow, voornamelijk voor piano en viool.

    Sinds 1879 is hij directeur van de zangvereniging „Tot Oefening en Uitspanning”, der „Vereniging voor Instrumentale muziek” en van het „Middelburgsche Mannenkoor". Hij dirigeerde daar de Muziekfeesten door genoemde zangvereeniging gegeven en werd in 1908 benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.

    Als solist trad hij verscheidene malen in Duitschland op.

    Van zijn vele compositiën, waarvan de meesten in ons land en Duitschland werden uitgevoerd, zijn in druk verschenen:

    „An die Hoffnung”, voor sopraansolo, koor en orkest.

    ~Elidoor", (Dr. J. Huizinga) Kinderzangspel.

    3 Liederen voor gemengd koor a-capella.

    3 Liederen voor 4-stemmig mannenkoor.

    3 bundels liederen met piano.

    Aria voor sopraan met orkest (uit Schiller’s

    ~Braut von Messina”).

    Capricio voor viool en piano.

    J ..WW* w.. Suite voor strijkorkest.

    Coenen (Cornelis), geb. 19 Mrt. 1838 te ’s Hage, oud-leerling van de Kon. muziek-

    school, trad vele malen als solo-violist op in Nederland, Duitschland en Frankrijk.

    Na een jaar orkest-directeur te Amsterdam te zijn geweest, werd hij in 1860 benoemd tot directeur van het Sted. orkest te Utrecht, was gedurende meer dan 30 jaar kapelmeester van de Schutterij aldaar en verkreeg daarvoor het 30-jarig Officiers-kruis.

    Te Utrecht opgevolgd door Wouter Hutschenruyter (1892), ging Coenen als vioolleeraar en directeur van het Symphonie-orkest naar Nijmegen.

    Zijn werken zijn:

    „Feestouverture” (gecomponeerd bij gelegenheid van het 250-jarig bestaan der Utrechtsche Hoogeschool), voor gemengd koor, orkest en orgel.

    „Amalia-Cantate”, voor sopraan-solo, gemengd koor en orkest.

    „Nationale feestzang" voor mannenkoor, soli en orkest, (gedrukt).

    ..Feuilles d'album", trois morceaux pour le violon avec niano.

    VIUIUU dVCI [Jicl IH ). „Concert voor viool’’ (a KI. t.), met orkest.

    „Hereenigingsmarsch”, voor piano 2 h.

    • , O O I 2 Suites: Ouvertures: Intermezzo’s: Kleinere .stukken voor viool en piano (verscheidene gedrukt): voor violoncel met orkest en piano; geïnstrumenteerde werken voor Harmonie, en Liederen voor vrouwen- en mannenstemmen met piano.

    Coenen (Frans), geb. 26 Dec. 1826 te Rotterdam, f 24 Januari 1904, zoon van Louis Coenen, was eerst leerling van zijn vader, later van Molique te Stuttgart en van Vieuxtemps te Brussel.

    In 1838 trad hij reeds als violist op met de „Introductie en Variatiën” van F. David.

    Twee jaar later deed hij zich als componist kennen met een „Mis” voor koor en orkest.

    Na volbrachten studietijd keerde hij naar Nederland terug en werd in 1847 benoemd tot directeur van de zangvereeniging van „Toonkunst”, te Rotterdam.

    Van 1848—'54 deed hij een kunstreis door Amerika, maakte te New York kennis met den pianist Henri Herz en anderen van de Italiaansche opera aldaar en bezocht met Herz, onder leiding van Ullmann, de voornaamste steden van N.-Amerika, Mexico en Venezuela.

    In 1851 naar Rotterdam teruggekeerd, ondernam hij spoedig daarna met E. Lubeck een tweede reis naar de Nieuwe Wereld (1851—’5+).

    In het volgende jaar vestigde hij zich voor goed te Amsterdam als ie violist der Kamermuziek-soirées en werd concertmeester van