Tarzan de verschrikkelijke van Edgar Rice Burroughs

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    zijn maag aan in een gebarentaal, die zelfs de grootste domkop zou kunnen verklaren. Met een handgebaar noodigde Tarzan zijn gast uit gebruik te maken van het overschot van het feestmaal, waarop de ander lenig als een kleine aap in de lagere takken van den boom sprong en vlug naar het vleesch klom, waarin hij door zijn langen, sterken, kronkelenden staart geholpen werd.

    De pithekanthropos at zwijgend, terwijl hij met zijn scherp mes kleine reepen uit de zijde der hinde sneed. Van uit zijn „mik” in den boom keek Tarzan naar zijn lotgenoot; hij zag de overwegend menschelijke eigenschappen, die ongetwijfeld nog sterker uitkwamen door de typische duimen, die groote teenen en den staart. Hij vroeg zich af, of dit wezen de vertegenwoordiger van een vreemd ras of, wat waarschijnlijker leek, een atavisme was. Beide veronderstellingen zouden belachelijk geschenen hebben als hij niet het bewijs van het bestaan van het wezen voor zich gehad had. Maar hij zag hem: een gestaarten man met duidelijke boomenhanden en voeten. Zijn sieraden, met goud ingelegd en met juweelen bezaaid, konden slechts door zeer bedreven kunstenaars gemaakt zijn; maar of zij het werk van dit individu of van anderen, zooals hij of van een totaal verschillend ras waren, kon Tarzan natuurlijk niet uitmaken.

    Na afloop van zijn maal veegde de gast zijn vingers en lippen af met bladeren, die hij van een tak trok, keek naar Tarzan op met een vriendelijken glimlach, die een sterk gebit liet zien, waarvan de snijtanden niet langer dan die van Tarzan zelf waren, sprak een paar woorden, die Tarzan als een dankbetuiging opvatte, en zocht dan een makkelijk plekje in den boom voor den nacht.

    De aarde was gehuld in de duisternis, die aan de ochtendschemering voorafgaat, toen Tarzan wakker werd door een hevig schudden van den boom, waarin hij een schuilplaats gevonden had. Toen hij zijn oogen opensloeg, zag hij, dat zijn makker ook wakker was, en vlug rondkijkend om de reden van de stoornis te vinden, schrok de aap-mensch bij wat hij zag.

    De onduidelijke schaduw van een reusachtig lichaam doemde vlak bij den boom op en hij begreep dat het schuren van