Tarzan de verschrikkelijke van Edgar Rice Burroughs

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

HOOFDSTUK I.

De Pithekanthropos.

Stil als de schaduwen, waardoor het zich bewoog, sloop het groote beest door de middernachtjungle; zijn geelgroene oogen waren rond en starend, zijn gespierde staart golfde achter hem, zijn kop hield het laag en plat en iedere zenuw trilde door de opwinding van de jacht. De junglemaan spikkelde hier en daar een lichte open plek, welke de zwarte kat steeds zorgvuldig vermeed. Ofschoon hij zich door dicht kreupelhout over een tapijt van ontelbare twijgen, gebroken takken en bladeren bewoog, maakte hij geen enkel geluid, dat door menschenooren opgevangen zou kunnen worden.

Blijkbaar minder voorzichtig was het nagejaagde wezen, dat zich even zwijgend als de leeuw een honderd pas voor den bontkleurigen carnivoor uit bewoog, want in plaats dat het langs de door de maan belichte plek liep, stak het die regelrecht over; ja uit het kronkelend spoor zou men zelfs kunnen afleiden, dat het die plekken juist zocht. Het wezen liep op twee voeten en was haarloos, op de dichtbegroeide zwarte bos haar op zijn hoofd na; zijn armen waren goed gevormd en gespierd; zijn handen krachtig en slank met lange, smal uitloopende vingers en duimen, die bijna tot het eerste kootje der wijsvingers reikten. Zijn beenen waren ook goed gevormd, maar zijn voeten onderscheidden zich van die van alle andere, behalve mogelijk de allerlaagste rassen, doordat de groote teenen rechthoekig van den voet uitstaken.

Voor een oogenblik stilstaan blijvend in het volle licht der groote Afrikaansche maan, luisterde het wezen aandachtig naar achteren, en toen kon men zijn gelaatstrekken goed opnemen. Zij waren krachtig, scherp gesneden en regel-