verwaarloosd, omdat de niet-kiezers op geenerlei wijze bij machte zijn de regeeringspersonen over die verwaarloozing ter verantwoording te roepen.
Wel is waar mag de afgevaardigde bij de uitoefening van zijn taak slechts letten op hel belang van den Staat, wanneer hij zijn stem gebruikt tot het invoeren van nieuwe, of het afbreken van oude wetten en maatregelen, maar des heeren van Houten’s uitspraak, hier boven afgedrukt, maakt het in korte woorden duidelijk, dat een Volksvertegenwoordiger, die prijs stelt op zijn mandaat, bewust of onbewust heeft te luisteren naar de wenschen zijner kiezers, dat hij die wenschen en belangen in de eerste plaats heeft te behartigen, omdat hij anders kans loopt bij de volgende verkiezing zijn zetel aan een ander te moeten afstaan. Men behoeft ook maar eenigen tijd de verslagen van de Tweede Kamer en Gemeenteraadszittingen te volgen, om voorbeelden in overvloed te hebben die bewijzen, dat de leden dier lichamen, die daar zitten om voor ’s lands of gemeentebelangen te waken, daar in de eerste plaats enkelen uitgezonderd zorgen voor de belangen van hen, aan wie zij bij de stembus hun mandaat danken. Op hel belang dat de kiezer bij het kiesbiljet heeft, berust dan ook in alle landen elke kiesrechtuitbreiding.
De groote beteekenis van het kiesrecht voor de bezitters, vooral zoolang zij met uitsluiting van anderen, dit recht als een voorrecht bezitten, wordt door de bezitters maar al te goed begrepen. De tegenstand, dien meestal elke uitbreiding van kiesrecht van de zijde der kiezers ondervindt, vindt hierin zijn oorzaak. Men deelt een voorrecht niet graag met anderen, vooral niet als het daardoor steeds meer van zijn waarde inboet. Hoe beperkter toch het kiesrecht, des te grooter is zijn beteekenis. Uitbreiding van kiesrecht komt alleen dan tot stand, wanneer door een groot aantal niet-kiezers de uitbreiding dringend