Van kerstlichtjes

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    VAN KERSTLICHTJES.

    Twee trapjes op, drie trapjes neer, dan ben je bij Jan, den balletjesman. 't Is altijd wat schemerig in 't winkeltje, waar nog wel meer te krijgen is dan balletjes. Vlak bij de deur staat een vat stroop en daarnaast een met gedroogde pruimen.

    Als de kinderen uit de pastorie er een boodschap voor moeder komen doen, geeft Mietje — dat is Jan's zuster — Kees, als oudste, een handjevol pruimen. Die neemt Kees dan aan zonder te bedanken en buiten lacht hij met Mien en Bert en Koosje om „malle" Mietje. Ze tikken tegen 't glas en maken een langen neus. Dan deelen ze de pruimen en smullen die, op weg naar huis, lekkertjes op.

    Jan gaat er eiken dag op uit, met zijn balletjestrommel in een blauw geruiten zak over den schouder. Hij is een lange, schrale, oude man, die sjokkerig loopt. Overal kennen ze Jan, den balletjesman; tot ver in den omtrek heeft hij klanten.

    Eenmaal per week komt hij ook in de pastorie. Moeder roept hem in de keuken en dan geeft Leen hem een kom koffie. Jan zit dan altijd op 't zelfde plaatsje en hij zegt ook altijd hetzelfde. Dat vindt Kees erg komiek.

    „Hè, hè, een bakkie troost, dat doet goed," zegt Jan eerst, en dan, als hij 't leege kommetje neerzet: ,,'k zal je maar weer vrindelijk bedanken."

    Soms koopt moeder balletjes; niet elke week — moeder houdt niet van snoepen.