zekere Jhr. De Koek, oud-O.I. ambtenaar, in De Tijdspiegel een stroom laten gaan van alle denkbare en ondenkbare vuil dat hij tegen Multatuli had weten op te zamelen. In 1921 heeft een dominee Vos in Vragen van den Dag het natalse kastekort met wellust uitgepeuterd, natuurlik om te komen tot de bezwarendste konklusies omtrent de kontroleur Douwes Dekker, en natuurlik niet in die periode alleen. Het zijn altijd dezelfden die door deze haat tot zulke nuttige werkjes worden gedreven, want Droogstoppel is ook in zijn nazaten onsterfelik; zij eren elkaar over en weer als ontmaskeraars, verwijzen naar elkaar onder verzuchting dat men hen te weinig las, verwonderen zich dat zoveel bewonderaars bij die huldiging in 1910 alweer „het voldingend bewijs gaven dat zij eigenlijk nog steeds niet wisten wie of wat Dekker is geweest". Dat men naar hen luistere, en hun deurwaardersvernuft zal het ons zeggen. Voor de deurwaarder is het enige dat telt de waarheid van het deurwaardersexploot : niets is misschien geheel waar, maar het exploot werd toch opgesteld ter kontrole van de waarheid! Bovendien, sinds de publikatie van Multatuli's brieven door zijn tweede vrouw — Mimi voor iedere multatuliaan — sinds deze moedige en royale daad die het genie blootgaf omdat het genie gerust heel wat „verliezen" kan, is ieder hoekje in Multatuli's partikuliere leven immers voor iedere deurwaarder ook eindeloos te doorsnuffelen. En ziedaar voor hèn de meest onmisbare aanvulling van de officiële bescheiden; in hun edele ijver om deze leugenaar en lasteraar, zenuwlijder en lafaard neer te halen aan de voet van de wrekende standbeelden die zij wensen op te richten uit de nagedachtenis van de Michielsen, Duymaers van Twisten en Bresten van Kempens, vergeten zij zelfs dat deze hoogstaande helden zich verheugen in geen andere belichting (die van de leugenaar Multatuli natuurlik daargelaten) dan de koesterende glansjes van nekrologieën en soortgelijke artikelen voor