De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    XX. DE DIENST IN DE MIDDELLANDSCHE ZEE: OPDRACHT

    principieele scheiding te worden gemaakt tusschen het bekruisen van de zee en actie op de N. Afrikaansche kust.

    Hierboven is reeds vermeld, hoe de regeering naast elkaar als opdracht voor één vloot stelde: het bekruisen van de zee, den aanval op de roofhavens en de blokkade van de Barbarijsche kust1). Eén doordachte strijdwijze is dus bezwaarlijk als grondslag van die opdracht aan te nemen, hoewel een zoodanige in de debatten wel op den voorgrond was geplaatst. De Staten namen in de instructies vrijwel alles op, wat aan — op zich zelf niet verwerpelijke — denkbeelden omtrent den strijd tegen de Algerijnen te berde was gebracht, en voegden daar een reeks voorschriften aan toe, waaraan behoefte werd gevoeld voor den dienst in deze vloten met bijzondere opdracht. Vandaar het gebrek aan eenheid in deze stukken, die in sommige opzichten als artikelbrieven kunnen worden beschouwd 2).

    1) Blzz. 124, 145.

    2) In overeenstemming hiermede is het verschijnsel, dat sommige commandeurs nog een bijzondere instructie ontvingen. Bepalingen omtrent de op de vloot te houden orde slopen wel meer in stukken van anderen aard in. Hen vindt bijv. in een seinbrief, door Heemskerck in 1607 opgesteld, bepalingen die met het overbrengen van berichten niets te maken hebben.