De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621
XX. DE DIENST IN DE MIDDELLANDSCHE ZEE: OPDRACHT
Tunis !). Bij een dergelijke onderneming zou een strenge blokkade van de N. Afrikaansche kust kunnen aansluiten: als een zeevolk zonder achterland kon men de Barbaresken vernietigen door hen van de zee af te sluiten 2). Hiermede kwamen de West-Europeanen wederom in de gedachtensfeer van den zeeoorlog, zooals zy dien reeds kenden. Een dergelijke onderneming was evenwel niet uit te voeren zonder internationale actie, en hierover heeft men in de Republiek niet ernstig gedacht. Evenmin hebben de Staten willen besluiten tot uitrusting op eigen gelegenheid van de wel zeer groote expedities met schepen van velerlei charter, waarmede men dezen doodsstrijd tegen de Algerijnen zou hebben moeten voeren 1 2 3).
De Engelsche marine zag wél heil in de strijdwijze van den directen aanval, doch haar eerste Middellandsche Zee vloot heeft hiermede bitter weinig bereikt.
Wanneer men nu zou verwachten dat de Nederlandsche vloten in deze jaren geheel en al gespecialiseerd waren op het bekruisen van de zee, zou men zich zeer vergissen. In hoeverre de marinebesturen, die de samenstelling van de scheepsmacht in handen hadden, zijn tekort geschoten, zal hierna blyken, wanneer wij de uitvoering van den dienst nagaan.
Eerst richten wij onze aandacht op de bevelen der regeering, zooals die in de instructies aan de vlootvoogden zijn neergelegd. Aanstonds valt dan op, dat de commandeurs slechts het algemeene bevel ontvingen de piraten te vernietigen of te verjagen, en dat de wijze van uitvoering geheel en al aan hen werd overgelaten. Met een beroep op de bij een oorlogsvloot uit den zeil tijd bijzonder wisselvallige omstandigheden, kan men in dit geval niet volstaan, want er behoorde een
1) Zie hierboven blz. 159.
2) TVl>n vindt deze gedachte o.m. uitgesproken in het stuk, opgenomen als bijlage n A.
®) In 1618 overhandigde de piloot Pieter Woutersz. van Zierikzee aan de Staten Generaal een „in schriften ende afbeeldingen” uitgewerkt plan, om de N. Afrikaansche kust te blokkeeren. Het is door een commissie onderzocht en verder vergeten. Stukken heb ik hiervan niet gevonden. Reeds in 1615 schreef de piloot er over; Carleton hoorde er in 1617 van (Kron. Hist. Gen. 1873, blzz. 434—5. Carleton, Letters, p. 118).