De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    XIX. ENGELAND, SPANJE EN DE BARBARESKEN

    vrye internationale verkeer bij onze koopmansnatie een groote opschudding moest veroorzaken. Terstond gevoelde men nu het ontbreken van geregelde betrekkingen tusschen de beide landen, zoodat de kooplieden weldra de eenige remedie eischten die over bleef: geweld. Daarbij dacht men niet slechts aan het gewone middel van „brieven van represalien”, maar men wenschte dat de Staat met zijn oorlogsmacht de belangen van zijn onderdanen zou beschermen. In den zomer van 1617 opperde een deputatie van schippers en reeders in de vergadering der Staten het denkbeeld, een oorlogsvloot naar de Spaansche kust te zenden om onder bedreiging voldoening te eischen. De Enkhuizer reeder Frederik Gerritsz Wit, die meer dan één schip, waaronder een kapitale bodem van vierhonderd last, in Spaansche handen had moeten laten, wenschte de vloot van Quast te gebruiken om zijn schepen uit Napels te gaan halen; een dergelijken dienst eischte in 1618 een consortium van kooplieden ten opzichte van Madeira *). Kortom, de koopmanswereld had den mond vol over de handhaving van de eer van het land.

    Aan geen dezer eischen, ook niet aan die betreffende represailles, hebben de Staten willen voldoen. Hun instructies voor de vlootcommandeurs bleven alléén gericht op den strijd tegen de piraten. Zij hebben zich herhaaldelyk met de klachten hunner onderdanen gewend tot de Aartshertogelijke regeering, en het gelaten bij toespelingen op straffe maatregelen, die de Staten wel zouden kunnen nemen. Jarenlang heeft de kwestie getraineerd en by den afloop van het Bestand was nog geenerlei schadevergoeding verworven 2).

    Zoo vastbesloten de Staten Generaal de actie der OostIndische Compagnie steunden, om zich een plaats te verschaffen aan de handelswegen in het verre Oosten, zoo voorzichtig was hun optreden in de oude wereldzee. Hier was hun gedrag een politiek van vrede; ongaarne hebben zij hun vloten gezonden, overtuigd dat hun positie als zeemogendheid daarginds niet bestand zou zijn tegen de aanvallen van vijanden, die over havens in de onmiddellijke nabijheid beschikten.

    ij Geyl, Suriano, blz. 79. Ress. S. G. 29 Aug. 1617. 1 Mei; 25 Aug. 1618.

    2) Zie o.m. Ress. S. G. 8 Febr., 18 Dee. 1619.