De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    XVI. DE LAATSTE MIDDELLANDSCHE ZEE VLOOT ENZ.

    tot de regeering wendden i). Zy zochten het niet in wapening der handelsvloot, evenmin in convooi, maar zij wenschten — al drukten zy dit niet met deze woorden uit — dat de Republiek zich zou gedragen als een zeemogendheid, sterk genoeg, dat zy haar onderdanen een onbelemmerde vaart naar alle oorden kon verzekeren.

    Op den 23sten Juli 1620 ontving het maritieme besogne van H.H.M. opdracht, de ingekomen remonstrantiën te onderzoeken en advies uit te brengen. Het zooeven genoemde ontwerp maakte in druk: door de marine-autoriteiten in hoofdzaak overgenomen, werd het door den Prins en de vergadering der Staten-Generaal in dezen vorm aanvaard en op den 8sten Augustus bekrachtigd 1 2).

    Men had nu het gebied, waar de Al gevrij nen de meeste schade veroorzaakten, verdeeld in verschillende wachten, gelijk men reeds eerder met de Westzee had gedaan. De bedoeling zat voor, overal toezicht te houden, en toch opgewassen te zijn tegen sterke Algerijnsche eskaders. Daarom moest het totale aantal der schepen niet minder dan 21 bedragen — de kooplieden hadden gewenscht 24 — verdeeld in drie commandementen. De eerste wacht, van St. Vincent tot Gibraltar, werd bezet door vijf schepen; de tweede, van Gibraltar tot De Gata, door acht, en de derde, die het westelyk bekken van de Middellandsche Zee omvatte, eveneens door acht schepen. De geheele scheepsmacht zou onder bevel staan van een admiraal, die de vryheid had de eskaders te verdeelen of te vereenigen, al naar hem, in verband met de berichten over het uitvaren der piraten, goeddacht. Behalve het patrouilleeren langs de groote scheepvaartroutes wenschten de Staten tochten naar de kusten en schuilhoeken der piraten. Terwijl de belangrijkste strydwyzen genoemd werden, waarmede men den roovers afbreuk zou kunnen doen, liet men aan de vlootleiding het eindoordeel nopens de te volgen tactiek over. Naar op ’s Lands vloot gebruikelijk was, zou een krijgsraad den admiraal van advies dienen.

    De verantwoordelijke post van leider over die verspreide

    1) Hierachter opgenomen: Bijlage n A.

    «) Bijlage n B.

    10