De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621
XV. „GEWAPENT IN OORLOGE
Nederlanders zelf gevangenen in hun macht hadden, konden zij een groep landgenooten verlossen. Waarschijnlijk hierdoor gelukte het ditmaal, eenige scheepsjongens te bevrijden x); toch bleven ook nu velen van hen in slavernij achter.
Welke rol de consul in deze dagen gespeeld heeft, is niet geheel duidelijk; in ieder geval bleek wederom, dat hij een impopulaire figuur was bij zijn landgenooten. Commandeur Lambrecht Heyndricksz meldde naar Patria dat hij den indruk had, dat de consul onze natie meer kwaad dan goed deed.
Het moest dus weer openlyk oorlog worden. Na zooveel mogelijk gevangenen te hebben verlost vertrokken ’sLands schepen, de roode vlag achterop voerend, van de reede. De consul bleef aan wal, want de Algerijnen hadden hem niet toegestaan de stad te verlaten.
De Rotterdamsche commandeur heeft op zijn verderen kruistocht geen groot succes behaald. Vaak dreven de Staatsche schepen dagenlang in stil zomerweer op een onbewogen watervlak; soms zagen zij kleine, snelle roofschepen, die het met een lichte koelte gemakkelijk ontliepen. De Nederlandsche kapiteins deden hun best, de schepen glad en welbezeild te houden, door ze telkens te krengen en dan te „verkelen en roeten”,2) maar het was duidelyk dat met de uitzending van een vloot van enkel zware schepen de marinebesturen hun doel voorby geschoten hadden. Waarschijnlijk hadden zy gedacht aan een scheepsstrijd, gelijk Moy Lambert dien, nu al weer twee jaar geleden, had gevoerd, en dit keer werd het een patrouilledienst tegen verspreide roofschepen.
Met allerlei kleine gebeurtenissen ter zee ging de zomer voorby: enkele malen bevrydden de Nederlanders een prijs uit roovershanden of hadden zij een schermutseling. Het relaas, aan boord van den vice-admiraal Gorckum van een dier ontmoetingen opgesteld, geeft in eenvoudige woorden een zoo goeden indruk van het zeemansleven, dat ik het hieronder een plaats heb geschonken:
„den Xmden July smergens hadden wij den windt O.Z.O., ende sagen twee seylen voor ons by de windt liggen, daer wjj na toe liepen, ende by leydent den eenen tseewaert ende den anderen na lande, den
i) Zie hierboven blz. 111.
3) D.i. bewerken met borstels (verkens) en (witte) smeer.