De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    OF GEWAPENT IN TREVES?” (1619—1620)

    dat men zich aan een vlootformatie hield, zoodat de schepen elkaar pas op de reede van Alicante weervonden.

    Reeds hadden drie kapiteins een ontmoeting gehad met eenige Algerijnen, waarbij zij de opdracht om zooveel mogelyk gevangenen te maken, naar zeemanswijs hadden opgelost:

    in den avond van den 19den Februari 1620 doemden vier roofschepen op, waarvan er een bezet werd tusschen de schepen van de Amsterdamsche kapiteins Lenert Fransen Valck en Jan Pellecoren. Het was een groot vaartuig van ongeveer tweehonderd last, wel voorzien van groot en klein geweer en — zooals gewoonlijk — van een sterke bemanning: honderdveertig Algerijnen en een dertigtal slaven. Er ontwikkelde zich een nachtelyk gevecht, waarvan de afloop niet twijfelachtig kon zyn, want zoowel de „Hollandt” van Valck, als de „Seelandt” van Pellecoren behoorden tot de grootste schepen van de vloot, en waren zwaarder bewapend dan de piraat. Na veel schieten vielen de Nederlanders hun tegenstanders aan boord, en werd de stryd met het blanke wapen beslist. Jan Ysbrantsz, de derde kapitein, voegde zich toen ook daarby; maar reeds was het roofschip geheel en al schaloos geschoten, het maakte veel water en zonk in korten tyd. Een aantal Turken kwam terstond in de Nederlandsche schepen, verscheidene werden uit het water gehaald en zoo kreeg men vierentachtig gevangenen byeen, waaronder de kapitein Selim Reis en eenige andere voorname Algerynen. De Nederlanders telden tien dooden en eenige tientallen gekwetsten!).

    Met een ongedacht groot aantal gevangenen dus verscheen de Nederlandsche vloot op den 4den Maart voor Algiers, waar de onderhandelingen in denzelfden geest verliepen als in de voorgaande jaren2): een accoord kwam niet tot stand; het was duidelyk, schreven de commissarissen aan H. H. M., „dat sijluyden maer en sochten ons met schoone woorden ende beloften te contenteren, ende daernaer weder hun personagie te spelen, gelijck altijt hebben gedaen”. Slechts doordat de

    *) Zie de acte, gedrukt in: Scheffer en Obreen, Rotterdamsche Historiebladen H, 1 st., 214. Een gedenkpenning bij Van Loon n, 127, I.

    *) Vgl. R. G. P. 10, nr 366.