De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621
xm. OORLOG TEGEN DE ALGERIJNEN (1618)
zich daar eveneens ophield — de Baai van Gibraltar tot reede. De Spanjaarden zonden adviesjachten in zee, op de wachttorens langs de kust hield men goeden uitkyk: de tegenstander kon niet voorbijglippen.
Op Maandag 2 Juli 1618 meldde een uitkijk der Nederlanders de nadering van acht zeilen. Terstond werden alom in de vloot de ankers gewonden, de schepen maakten zeil en spoedden zich naar buiten: men had een gedeelte der roovers voor zich. Uit niets blijkt, dat de commandeur vooraf een gevechtsplan had opgemaakt, om den zeeschuimers den doortocht volkomen te beletten: de Algerijnen zochten een goed heenkomen, de oorlogsschepen kozen, al naar hun positie, een doel uit, en zoo ontstond een mêlée, die met een groote overwinning der Europeanen eindigde. Sommige roovers liepen met hun schip tegen den wal en redden het lyf, andere werden met hun wrakgeschoten bodems vermeesterd en, naar gelang zij in handen der West- of Zuid-Europeanen vielen, over boord geworpen of op de galeien gezet.
De victorie werd niet over de geheele linie even gemakkelyk bevochten, en een der Staten-schepen, onder kapitein Bras van Hoorn, verkeerde tot diep in den nacht in een zeer moeilijke situatie. In gezelschap van zijn commandeur, een schip van Amsterdam en twee Spaansche vlaggeschepen, had hij koers gesteld naar drie piraten die hen langs de Spaansche kust poogden te ontzeilen. De Spaansche admiraal had het eerst een der vluchtelingen bereikt en Moy Lambert nam den tweeden onder vuur; nog één Algerijn, die een vaartuig van Nederlandsche herkomst voerde, bleef over. Bras wist hem te bezeilen en hoewel hij met hevig musketvuur werd ontvangen, klampte hij den roover terstond aan boord, om den Spaanschen vice-admiraal, die ook op kwam zetten, voor te zijn. De Nederlandsche matrozen vochten met zulk een furie, dat het dek van den piraat al in hun bezit was, eer de Spanjaard eveneens geënterd had. Aldus scheen de overwinning reeds zeker te zijn, toen plotseling een hevig vuur in het roofschip oplaaide, dat een algemeen sauve-qui-peut ten gevolge had. Er zullen op het moment dat de brand uitbrak, niet minder dan driehonderd menschen aan boord geweest zijn: de roovers zélf — vernam Bras later — waren honderdzeventig man sterk; daarenboven hadden zij ongeveer