De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeeroovers, 1609-1621
xm. OORLOG TEGEN DE ALGERIJNEN (1618)
schip gereed, dat met zijn vijfhonderd last alle Staten-schepen verre te boven ging en door de regeering was bestemd tot ondersteuning van de actie der Oost-Indische Compagnie.
Al die zeezaken vroegen om beurten de aandacht der regeering, maar voor het oogenblik waren de besprekingen hoofdzakelijk gewijd aan een tak onzer scheepvaart die, ternauwernood gedurende een generatie beoefend, volgens het gevoelen der kooplieden zelf1) den handel van alle andere zeevarende naties had overvleugeld: de straatvaart. De Republiek moest thans optreden als zeemogendheid ter bescherming van gevestigde belangen in het Zuiden; werkelijk had zij, door een diplomatieke daad, de leiding genomen van alle Staten, die ter zee iets beteekenden, en hen üitgenoodigd tot medewerking, „pour donner seureté au trafficq et navigation commune de 1’Europe, par l’affranchissement des deux mers, incessement infestées de grand nombre de pirates, se prévalans pour retraicte de plusieurs ports de la coste d’Afrique, a nostre foule, oppression et honte commune....” 2).
Geheel in overeenstemming met de houding, welke Hunne Hoogmogenden zich hiermede hadden gegeven, adviseerde het besogne tot de equipage van alle schepen, die men bij de hand had, zijnde veertien in getal. Deze vloot niet voldoende achtende om de piraten op te zoeken in hun roofnesten en te vernielen, wilde men de schepen van Quast aanstonds na diens terugkeer gereed maken en ter versterking uitzenden. Alle maatregelen ter bestrijding van het euvel van den zeeroof en den handel in roofgoederen, die in de regeeringscolleges ter sprake waren gebracht, werden voorts door het besogne aanbevolen 3).
De Staten-Generaal besloten, zich voorloopig te houden aan den eerstgenoemden maatregel: uitrusting van ’s Lands schepen 4).
Nadat aldus met ijver stappen waren gedaan tot den aanvang van een zeeoorlog in optima forma, dreigde de geheele
1) Zie het stuk, opgenomen als bijlage n A, blz. 206.
2) Zie hiervóór, blz. 121 n. 2.
3) Advies, overgegeven 22 Jan. 1618: Lias Adt. 1618.
4) Res. S. G. 25 Jan. 1618.