leefde zij in zekeren zin een wedergeboorte, welke het vaderland slechts matig ten goede kwam of nog kon komen, doch die ongetwijfeld den Nederlander leerde, dat een zeemacht niet alleen onontbeerlijk is, maar in ons land ook altijd nog te organiseeren. Doggersbank (1781) en Kamperduin (1797), een onbeslist gevecht en een eervolle nederlaag hebben de harten der weldenkenden met de hoop vervuld, dat, als de zon weer mocht opgaan en oude fouten werden vermeden, een herboren zeemacht den Staat kon schragen als weleer.
In 1747 was ons land niet het geluk beschoren in den oranjevorst den redder des vaderlands te verkrijgen. Willem IV was geen sterk vorst, lichamelijk ook niet. Hij tastte niet door; hier en daar werd de wet verzet, doch daarbij werden slechts enkele personen geruild, het afzichtelijke stelsel bleef.
Er was aanvankelijk geestdrift bij de natie, de z.g. liberale gift, een inkomstenbelasting, bracht wel 120 millioen op, vooral Indischgasten hebben zich niet onbetuigd gelaten.
De marine heeft van dit geld een weinig geprofiteerd. Voor haar was tusschen 1741 en 1748 16% millioen goedgekeurd, en met wat daarvan binnenkwam, de helft, moest zij het stellen. Het feit, dat Oranje terug was, stimuleerde het aanmonsteren en daar de Prins de colleges voorzat, kon meer eenheid worden bewerkt. Schrijver, door Willem IV als adviseur gekozen — hij kon geen betere keuze doen, gelet op de bekwaamheden van dezen uitstekenden, maar stuurschen vlagofficier, en geen slechtere, gezien ’s mans tallooze vijanden — deed uitstekende voorstellen. Zijn philippica tegen onzen conservatieven scheepsbouw ontketende een vinnigen pennestrijd, funest voor Schrijvers plannen. Van zijn voorstel om tot seriebouw over te gaan, kwam slechts terecht, dat op schepen van één charter tenminste eenheid van tuigage werd toegepast. Zijn wensch, den bouwmeester Charles Bentam benoemd te zien tot algemeen hoofd van den scheepsbouw, werd niet vervuld, doch de Maze stemde er ten slotte in toe, een leerling van den grooten man te Hellevoet te plaatsen.
Tegen de buitengewoon slechte hygiëne aan boord, voor een deel veroorzaakt door gebrek aan licht en lucht, zijn eenige nuttige maatregelen doorgezet, evenals de hard noodige verbeteringen aan de Vlissingsche binnenhaven, zij het ook dat ruzie tusschen de Zeeuwsche admiraliteit en de rekenkamer een uitstel van drie jaar veroorzaakte.
Het toch zoo logische voorstel, de zieltogende admiraliteiten van het Noorderkwartier en Zeeland op te heffen, viel echter als een baksteen, evenals dat van 1751 om de Republiek met den vrijhandel te zegenen, welke economische, toen zeker zeer wijze maatregel vallen moest, omdat den admiraliteiten dan alle middelen zouden zijn ontnomen.
Voldoende verbeeldingskracht ontbrak om voor deze, andere bronnen aan te slaan.