om je een bezoek te brengen, ik had niet verwacht, dat je al zo ver van huis zou gaan. Je bent een hele kerel geworden zeg!
Ja dominé, dat ben ik net en ik ben een flinke kostganger ök.
Dominé keek weer eens vriendelijk naar Arie's heldere ogen, zijn blik gleed langs het nette pak, dan zei hij als terloops:
— Je moest wat bezigheid zien te vinden Arie, ik geloof dat de uitgever van het Kooldijker Nieuwsblad een jongen gebruiken kan om kwitantie's te schrijven en wat meer van die kleine werkjes, je moest er eens heen gaan, ik hoorde van je moeder, dat je nogal aardigheid had in schrijfwerk.
— Blij keken Arie's ogen naar den vroeger zo gevreesden dominé op, vertrouwelijk vroeg hij dan:
— Denkt U dat ik er wat verdienen kan met schrijfwerk?
Ik weet het bijna wel zeker Arie, er is geen jongen te krijgen op het ogenblik, ze zijn allemaal op de akkers om koolplanten aan te geven, je weet zelf wel, dat de vaders hun zoons nou niet kunnen missen.
Ja, dat is waar, ik kan vader nag niet helpen, hai wil het ök geniese, maar deerom wil ik toch ók graag wat anders doen omi te verdienen.
— Je hebt gelijk hoor jongen en als je 't graag wilt, zal ik wel even voor je gaan horen of de krantenbaas je gebruiken kan. Dan hoor je er nog wel van. Dag Arie.
Beleefd nam Arie zijn pet weer af en stond dominé na te staren met een gelukkige glans in zijn ogen, dan betrok zijn gezicht weer. Het krantenkantoor was een heel eind weg, hij zou er nauwelijks naar toe kunnen lopen, zijn been was nog altijd gauw vermoeid. Toen zag hij Teun