Gedenkschrift bij het 50-jarig bestaan van den Frieschen IJsbond 1886-1936, alsmede iets over hardrijders en hardrijdsters in vroeger en later jaren
premies van ƒ 10.— ten deel vielen aan J. Smit en S. Bouma, beiden te Leeuwarden, S. Castelein te Warga en P. Bergsma te Grouw.
Op 16 Jan. 1926 won Jelle nog van de genoodigde oud-hardrijders den 1 sten prijs te Warga, een gouden medaille waarop gegraveerd:
Wergeaster Reed 16—1—1926
Het volgende geval heeft indertijd nog al eenig stof opgejaagd. Schilstra had zich in Dokkum aangegeven, o.a. met Arend Poepjes en Kees de Jong.
Samen waren Kees en Jelle naar Dokkum gereden. Toen ze op de ijsbaan kwamen en de lijst van hardrijders inzagen, bleek hun, dat reeds om tien uur met hardrijden zou worden begonnen, aangezien het aantal rijders legio was.
Maar bovendien bleek hun, dat de Jong en Schilstra direct tegen elkaar moesten rijden. „Weet je wat we doen?" zegt Kees, ,,ln Oudkerk is de prijs ook ƒ 75.—, daér moet jij heen.
Jelle wilde hiervan eerst niet weten, doch hij liet zich overreden. Hij liet zich door Kees in twee ritten verslaan, had dus zijn plicht gedaan in Dokkum en telegrafeerde naar Oudkerk: „Aangifte J. Schilstra". In Oudkerk aangekomen was zijn eerste vraag: „Sta ik op de lijst?" En toen hem bevestigend werd geantwoord, reed hij nog even een baantje om en wien zag hij daar? Holst uit Amsterdam! „Wat", zegt deze? In Dokkum aangegeven en hier ook". „Ja", zegt Schilstra" ik heb mijn plicht in Dokkum gedaan en ga nu hier rijden." Ze waren het echter spoedig eens. Arend Poepjes en Kees de Jong wonnen in Dokkum, Holst en Schilstra in Oudkerk.
Na dit voorval vertrok Schilstra met enkele anderen naar Holland, waar hij een goede week vertoefde en verschillende prijzen behaalde. Bij zijn thuiskomst vond hij in de courant met groote letters vermeld, dat hij wegens zijn minder goede houding door den bond werd gedisqualificeerd.
,,'t Mooie van 't geval was", zegt Jelle, dat mij in Oudkerk een pluimpje was gegeven door 't bestuur voor mijn kranige prestatie, door op één dag op 2 plaatsen mee te rijden.
Schilstra schreef evenwel naar Dokkum, dat hij zich van geen kwaad bewust was, omdat zijn telegram reeds verzonden was voor in Oudkerk gereden was.
Later vernam men in Dokkum, dat, zoo van schuld sprake was, deze eigenlijk rustte op de schouders van den heer de Jong. Een minder prettige ervaring had de heer Schilstra toen hij, gelogeerd in Gouda, over ijs moest rijden naar Lekkerkerk, om daar op een hardrijderij uit te komen.
De heer IJpe Piersma was met hem in gezelschap.
Halverwege Gouda—Lekkerkerk rijdt Schilstra — 't was dooi weer