Gedenkschrift bij het 50-jarig bestaan van den Frieschen IJsbond 1886-1936, alsmede iets over hardrijders en hardrijdsters in vroeger en later jaren

  • Kopieer en plak deze bronvermelding in je document

Er is helaas een probleem met het ophalen van de afbeelding.

Dit kan twee oorzaken hebben:

  • De publicatie is nog niet beschikbaar in Delpher, maar zal dat binnenkort wel zijn.

  • Er is een tijdelijke storing met het laden van de afbeelding.

  • Probeer het later opnieuw.

    Onderstaande tekst is niet 100% betrouwbaar

    UIT DE DAGEN VAN OLIM.

    Aangezien Friesland steeds een waterrijke provincie is geweest, behoeft het ons niet te verwonderen, dat onze voorvaderen hard- d.i. snelrijden, als een nuttige bezigheid beschouwden. Immers, als de winter deze wateren met een stevige ijskorst had overdekt, was diezelfde ijsvloer de beste en dikwijls ook de kortste weg om zich naar de centra te begeven, of om familie, die ver af woonde, eens te gaan bezoeken.

    Dat men later het nuttige met het aangename ging paren, behoeft ons evenmin te verwonderen: men had heusch, vooral in den winter, wel eens behoefte aan een verzetje.

    Er werden wedstrijden georganiseerd en wel eigenaardig is het, dat men zich uitsluitend ging toeleggen op het rechtuit rijden, zoodat dikwijls bij de training, (voor zoover daarvan sprake was) een smalle greppel werd gekozen.

    IJlst, Grouw, Warga, Akkrum, Oosterlittens en Bolsward hebben naam gekregen in het vervaardigen van schaatsen.

    Zonder goed materiaal geen goed schaatsenrijden.

    En verstond iemand de kunst eenmaal goed en wist hij bij verschillende wedstrijden zich als No. 1 geplaatst te zien, dan was hij ai spoedig de held van den dag en zweefde z'n naam op ieders lippen en vooral het jonge geslacht zag tegen hem op als ware hij een koning.

    Was de winter voorbij, dan geraakten de namen van vele hardrijders in 't vergeetboek en eerst de volgende winter bracht ze of een ander wederom in 't licht van de publieke belangstelling. Van enkelen echter bleef de naam en dikwijls ook niet meer dan die naam bewaard. Soms werd van hen het een en ander opgeteekend en zoo lezen we dan ook in een werkje van Dr. Coronel, getiteld „Herinneringen aan de historische tentoonstelling van Friesland 1877 1), van een zekeren Reindert Reinders van Joure, dat hij in den winter van 1763 op '64 van den Haag naar Leeuwarden reed, een afstand van 40 uren. Half 5 's namiddags was hij weder te Leeuwarden bezig, de voorletters van zijn naam met z'n schaatsen in het ijs te krassen.

    Een dergelijke rit deed de heer Koopmans van Bolsward. Hij vertrok 's morgens 6 uur van Leeuwarden en kwam 's avonds 9 uur in deze stad terug.

    Op den 30sten Januari 1848 verlieten de gebroeders At ze en Eelke Jans Jager des morgens half 9 hef dorp Oldeboorn op schaatsen, teneinde de 11 Friesche steden te bezoeken. Niettegenstaande den dooi, het slechte ijs en den sterken Z.W. wind hebben zij in 14^ uur hun reis volbracht en zoo deden het velen, vroeger en later.

    *) De belangstellende lezer zie ook „Schaatsenrijden", door Mr. J. van Buttingha Wichers, „Wintersport", door W. Muiier en Nederlandsch Handboek voor IJssport door S. H. Hylkema.