VOORREDE
Aan genealogische uitgaven is ten onzent geen gebrek. Ook op biographisch gebied laten onze historici zich niet onbetuigd, zoowel wat afzonderlijke levensbeschrijvingen van beroemde mannen als lexicographische verzamelwerken betreft. Maar aan de combinatie van genealogie en biographie, in den vorm van familiegeschiedenis, heeft men tot nog toe hier te lande weinig aandacht geschonken. Zoo ligt er juist op dit gebied nog een belangrijk arbeidsveld braak. Het hierachter volgende werk is dan ook niet in de laatste plaats bedoeld als een stimulans voor de beoefenaars der geslachtkunde, om dit onontgonnen terrein eens deugdelijk in bewerking te nemen. Aldus zou een schat van gegevens omtrent de levensomstandigheden en wederwaardigheden van onze voorvaderen, door de verscheidenheid van tijden heen, worden bijeengebracht: belangrijke bouwsteenen voor de kennis van ’t verleden, waarvan de histoire intime van ons voorgeslacht een onafscheidelijk — en niet te onderschatten — onderdeel vormt.
Dat ik mijn eigen familie tot onderwerp van deze studie koos geschiedde om voor de hand liggende redenen. In den loop der jaren had ik, bij het doorwerken van de archieven voor mijn historische publicatiën, gelegenheid om een omvangrijk bronnenmateriaal ook over haar geschiedenis te verzamelen. Aan de verleiding, om, aan de hand van dit materiaal, de familie-historie te reconstrueeren, kon ik op den duur geen weerstand bieden. En toen ik eenmaal hiermede bezig was werd ik weldra gewaar, dat dit werk volstrekt niet uitsluitend van speciaal, maar ook van meer algeméén belang was. Al schrijvende zag ik vóór mijn oogen één uit vele Amsterdamsche regentenfamiliën opkomen, bloeien en ten slotte — door de moderniseering van de gemeentebesturen — in 1851 uit den Raad der stad verdwijnen. Deze erkentenis was het die mij den moed gaf voor mijn pennevrucht een uitgebreider lezerskring te zoeken dan die van de eigen familieleden alleen. Moge ik mij in de verwachting, dat de lotgevallen van „Een Amsterdamsche Regentenfamilie” ook buiten eigen kring belangstelling zullen vinden, niet bedrogen hebben!
Zooals uit het bovenstaande volgt heb ik van de vele takken onzer familie alleen die behandeld, die te Amsterdam, tot 1851, in de regeering (d.w.z. na 1802 in het bestuur) gezeten en dus als mededragers van het publieke gezag